ECLI:NL:RBDHA:2023:10313
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de asielaanvraag van een Angolese nationaliteit in het kader van de Dublinverordening en het interstatelijk vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juni 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Angolese man, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, met als argument dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat de opvangsituatie in België onduidelijk is en dat er ernstige tekortkomingen zijn in de asielprocedure en opvangvoorzieningen, wat het interstatelijk vertrouwensbeginsel in twijfel trekt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan, gezien de onduidelijkheid over de capaciteit van de noodopvang in België voor alleenstaande meerderjarige mannen. De rechtbank heeft eerder in een andere uitspraak geoordeeld dat de Staatssecretaris nader moet motiveren waarom het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, vooral gezien de interim measures van het EHRM met betrekking tot de opvang in België. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de beroepsgrond van eiser slaagt, het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiser.
Daarnaast heeft de rechtbank de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.