In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van Den Haag. Eiser ontving sinds 29 september 2017 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet. De uitkering werd per 12 juli 2021 ingetrokken door verweerder, omdat eiser niet meewerkte aan een huisbezoek dat nodig was om zijn recht op bijstand vast te stellen. Eiser had geen toestemming gegeven voor het huisbezoek, wat leidde tot de conclusie dat zijn recht op bijstand niet kon worden vastgesteld. Daarnaast heeft verweerder de herziening van de uitkering over een eerdere periode doorgevoerd en een terugvordering ingesteld van te veel betaalde bijstand, omdat eiser geen melding had gemaakt van bijschrijvingen op zijn bankrekening die als inkomsten moesten worden aangemerkt.
De rechtbank heeft de rechtmatigheid van het bestreden besluit beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelde dat er geen redelijke grond was voor het huisbezoek en dat de intrekking van de bijstand onevenredig belastend was. De rechtbank oordeelde echter dat verweerder voldoende redenen had om aan de juistheid van de woonsituatie van eiser te twijfelen, en dat eiser zijn medewerkingsverplichting had geschonden door niet mee te werken aan het huisbezoek. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de bijstandsuitkering terecht was, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld zonder medewerking van eiser.
Wat betreft de herziening en terugvordering oordeelde de rechtbank dat de bijschrijvingen op de bankrekening van eiser als inkomsten moesten worden aangemerkt. Eiser had niet aangetoond dat deze bijschrijvingen geen invloed hadden op zijn recht op bijstand. De rechtbank bevestigde dat de terugvordering terecht was en dat de brutering van de terugvordering ook gerechtvaardigd was, omdat eiser zelf verantwoordelijk was voor de schending van de inlichtingenverplichting. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, waardoor de intrekking, herziening en terugvordering in stand bleven.