Overwegingen
1. Eisers stellen van Iraakse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedag] 1987 respectievelijk [geboortedag] 1998. Eisers hebben eerder hier te lande asielaanvragen ingediend, te weten op 26 februari 2018 (eiseres) en 4 april 2018 (eiser) en op 11 juni 2020 (eiseres).
De eerste asielaanvragen
2. Aan hun asielaanvragen in 2018 hebben eisers ten grondslag gelegd dat zij in hun land van herkomst problemen hebben ondervonden vanwege de zwangerschap van eiseres, hun (in het geheim gesloten) huwelijk en het werk van eiseres als prostituee in een bordeel. Verweerder heeft deze aanvragen bij afzonderlijke besluiten van 28 maart 2019 afgewezen als ongegrond. Bij uitspraak van 24 december 2019heeft deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, de daartegen door eisers ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 27 januari 2020is deze uitspraak bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
3. Aan de asielaanvragen van 11 juni 2020 hebben eisers bekering tot het christendom / afvalligheid van de islam ten grondslag gelegd. Verweerder heeft deze aanvragen bij afzonderlijke besluiten van 21 juni 2021 afgewezen als kennelijk ongegrond. Bij uitspraak van 13 april 2022heeft deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, de daartegen door eisers ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 1 juni 2022is deze uitspraak bevestigd door de Afdeling.
De onderhavige asielaanvragen
4. De rechtbank stelt vast dat de onderhavige aanvragen van eisers van 12 oktober 2022 voortborduren op het asielrelaas dat eisers hebben afgelegd ter onderbouwing van hun asielaanvragen in 2018. Aan de onderhavige aanvragen hebben eisers een (foto)kopie vogelvrijverklaring van de stam van eiser ten grondslag gelegd (welk stuk zij begin 2019 hebben ontvangen van de moeder van eiser), als bewijs dat zij in Irak gevaar lopen als gevolg van de zwangerschap van eiseres (van destijds), hun (in het geheim gesloten) huwelijk en het werk van eiseres als prostituee in een bordeel. Eiser heeft daarbij verklaard dat als iemand trouwt met een vrouw die werkt als prostituee en haar ontmaagdt, dat dan een schande is voor de stam/familie en het plegen van een zonde. Daarom is eiser vogelvrij verklaard toen bekend werd waar hij zich mee bezig hield. Eisers vrezen bij terugkeer te worden gedood door hun eigen stam en door hun familie. Ook eiseres heeft gewezen op de vogelvrijverklaring en heeft daarbij verklaard dat zij en haar man en kind worden bedreigd met de dood door hun beider families en dat zij bij terugkeer naar Irak zullen worden vermoord. Dit omdat eiser heeft gekozen om met eiseres te trouwen, hetgeen niet volgens de tradities van de familie is. De stammengroepen zijn onderling heel streng met elkaar, aldus eiseres.
De relevante elementen en de besluitvorming
5. Verweerder heeft vastgesteld dat het asielrelaas van eisers bestaat uit de volgende relevante elementen:
a. identiteit, nationaliteit en herkomst;
b. vogelvrij verklaard door stam / eiser is vogelvrij verklaard door zijn stam.
Verweerder acht de verklaringen van eisers over hun identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Ten aanzien van de door eisers overgelegde (kopie van de) vogelvrijverklaring door de stam van eiser heeft verweerder zich in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling op het standpunt gesteld dat hieraan niet de waarde kan worden gehecht die eisers wensen en dat het niet geloofwaardig wordt geacht dat eiser vogelvrij is verklaard door zijn stam. Daarbij heeft verweerder er in de eerste plaats op gewezen dat dit document en de verklaring van eiser dat hij vogelvrij is verklaard door zijn stam naar aanleiding van de bekendwording van de zwangerschap, het huwelijk en het werk van zijn vrouw als prostituee in een bordeel, al eerder zijn behandeld en meegewogen in de eerste asielprocedure van eisers. De redenen waarom eiser vogelvrij zou zijn verklaard zijn daarin (bij besluit van 28 maart 2019) ongeloofwaardig bevonden vanwege de niet-aannemelijke verklaringen van eisers over die redenen. Mede gelet hierop heeft verweerder ook de door eisers gestelde ondervonden problemen als gevolg van deze redenen ongeloofwaardig bevonden. In de (door de Afdeling bevestigde) uitspraak van de rechtbank van 24 december 2019 is dit standpunt van verweerder getoetst en akkoord bevonden en daarbij heeft de rechtbank geoordeeld dat de omstandigheid dat mogelijk een (originele) vogelvrijverklaring is zoekgeraakt onvoldoende is voor een ander oordeel over de geloofwaardigheid van het asielrelaas.
6. In de tweede plaats heeft verweerder bij zijn standpunt betrokken dat de verklaring van eiser over de wijze waarop hij de vogelvrijverklaring heeft ontvangen (via zijn moeder, die het document uit het kantoor van haar man heeft gestolen) niet overeenkomt met informatie uit het algemeen ambtsbericht Irak van 8 oktober 2021, inhoudende dat de persoon in kwestie een afschrift van de vogelvrijverklaring krijgt uitgereikt. Verweerder heeft daarbij ook van belang geacht dat eiser na het opstellen van de vogelvrijverklaring nog twee maanden in Irak heeft verbleven, zodat de vogelvrijverklaring aan hem had kunnen worden afgegeven.
7. Tot slot heeft verweerder bij zijn standpunt betrokken dat eiser de (kopie van de) vogelvrijverklaring al in januari/februari 2019 heeft ontvangen van zijn moeder – derhalve tijdens de eerste asielprocedure – maar dat hij deze toen niet heeft overgelegd en hiermee nog tweeënhalf jaar heeft gewacht.
8. Gelet op het voorgaande – in onderlinge samenhang bezien – bestaat er volgens verweerder geen aanleiding voor inwilliging van de asielaanvragen van eisers. Verweerder heeft in de besluitvorming verder overwogen dat de aanvragen van eisers opvolgende aanvragen zijn die niet niet-ontvankelijk zijn verklaard. Daarom heeft verweerder de aanvragen van eisers afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw 2000.
De beroepsgronden en de beoordeling door de rechtbank
9. Eisers kunnen zich niet verenigen met de bestreden besluiten. Op hetgeen zij hebben aangevoerd zal hierna – voor zover van belang – nader worden ingegaan.
10. De rechtbank heeft partijen ter zitting voorgehouden dat de bestreden besluiten geen terugkeerbesluiten en inreisverboden bevatten, waarop eisers hebben aangegeven dat zij niet langer handhaven dat de beroepen ook hiertegen zijn gericht. Deze punten behoeven daarom geen nadere bespreking.
Geloofwaardigheid asielrelaas
-
Overgelegde vogelvrijverklaring
11. Omdat de onderhavige aanvragen voortborduren op het asielrelaas dat eisers hebben afgelegd ter onderbouwing van hun asielaanvragen in 2018, zijn de inhoud van die procedures en de daarin door de rechtbank gegeven rechtsoordelen ook van belang voor de beoordeling van de onderhavige beroepen. In dit verband merkt de rechtbank op, zoals ook overwogen in rechtsoverweging 2, dat verweerder de door eisers in 2018 ingediende asielaanvragen bij afzonderlijke besluiten van 28 maart 2019 heeft afgewezen als ongegrond. Daarbij heeft verweerder ongeloofwaardig geacht dat eiseres gedurende een periode van 11 jaar als prostituee in een bordeel heeft gewerkt en dat het huwelijk tussen eisers een geheim karakter heeft, alsook dat eisers als gevolg hiervan problemen hebben ondervonden. Dit omdat de verklaringen van eisers hierover – mede gelet op hun achtergrond – niet geloofwaardig, onaannemelijk, onlogisch en bevreemdend zijn. Bij eerdergenoemde (in rechte vaststaande) uitspraak van 24 december 2019 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, geoordeeld dat verweerder zich niet ten onrechte op dit standpunt heeft gesteld. Daarbij heeft de rechtbank ook vastgesteld dat de gestelde (zoekgeraakte) vogelvrijverklaring van eiser geen zelfstandig element is binnen het asielrelaas, maar verband houdt met de overige zelfstandige elementen. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat niet onomstotelijk kan worden vastgesteld dat in het zoekgeraakte pakket zich daadwerkelijk een originele vogelvrijverklaring bevond. De rechtbank heeft overwogen dat zij onder deze omstandigheden van oordeel is, in aanmerking genomen dat de overige elementen niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht, dat de omstandigheid dat mogelijk een vogelvrijverklaring is zoekgeraakt, onvoldoende is voor een ander oordeel over de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eisers.
12. Met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak en in het licht van de door verweerder in de bestreden besluiten verrichte integrale geloofwaardigheidsbeoordeling, waarbij alle relevante omstandigheden zijn betrokken en in onderlinge samenhang zijn gewogen, volgt de rechtbank eisers niet. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat aan de door eisers bij de onderhavige aanvragen overgelegde (kopie van de) vogelvrijverklaring niet de waarde kan worden gehecht die eisers wensen en dat het niet geloofwaardig wordt geacht dat eiser vogelvrij verklaard is door zijn stam. Eisers betogen in beroep weliswaar dat de (kopie van de) vogelvrijverklaring juist het evidente verschil maakt tussen een ongeloofwaardig relaas en een geloofwaardig relaas, maar dit betoog gaat voorbij aan dat wat de rechtbank heeft overwogen in de hierboven genoemde uitspraak, namelijk dat de (zoekgeraakte) vogelvrijverklaring van eiser geen zelfstandig element is binnen het asielrelaas. Mede daarom – en omdat de overige elementen niet ten onrechte ongeloofwaardig zijn geacht – is het (mogelijke) zoekraken van een vogelvrijverklaring, onvoldoende voor een ander oordeel over de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser. Gelet hierop kan de (kopie van de) vogelvrijverklaring, anders dan eisers stellen, juist niet het (evidente) verschil maken. Zoals verweerder daarnaast terecht heeft overwogen is dit ook niet anders als de vogelvrijverklaring een origineel document zou zijn. Dit laat namelijk onverlet dat de verklaringen van eisers over de zelfstandige elementen van het asielrelaas, welke verklaringen de achtergrond vormen van dit document, (nog steeds) niet geloofwaardig, onaannemelijk, onlogisch en bevreemdend zijn. Eisers hebben in dit verband ook niets nieuws aangevoerd of overgelegd dat er toe kan leiden dat hun verklaringen over de redenen waarom eiser vogelvrij zou zijn verklaard en over de ondervonden problemen als gevolg hiervan, nu wel geloofwaardig zijn te achten. Deze beroepsgrond faalt dan ook.
-
Onmogelijke bewijspositie?
13. Uit het voorgaande vloeit voort dat ook de beroepsgronden falen die betrekking hebben op het kwijtraken van de originele vogelvrijverklaring door verweerder in de eerste procedure en de onmogelijke bewijspositie waarin eisers daardoor zijn komen te verkeren om (nu) een originele vogelvrijverklaring in te dienen. Dit geldt ook voor de beroepsgrond van eiser dat het een verschil maakt dat een kopie niet op echtheid kan worden onderzocht en een origineel wel. In het onderhavige geval is dit verschil immers niet redengevend en/of doorslaggevend, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen. Alleen al daarom kan ook de verwijzing naar jurisprudentie over het vaststellen/aantonen van de authenticiteit van documenten eisers niet baten. De rechtbank volgt eiseres daarom ook niet dat verweerder in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zou handelen.
-
Wijze ontvangst vogelvrijverklaring
14. Tegen verweerders standpunt dat de wijze waarop eiser de vogelvrijverklaring stelt te hebben ontvangen niet overeenkomt met informatie uit het algemeen ambtsbericht Irak van 8 oktober 2021, hebben eisers aangevoerd dat de informatie uit het ambtsbericht afkomstig is uit één enkele bron en dat niet mag worden geconcludeerd dat een afwijkende gang van zaken direct ongeloofwaardig zou zijn. Ook deze beroepsgrond faalt, gelet op het volgende.
15. Volgens vaste rechtspraak van de Afdelingkan een ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken omtrent de situatie in een land worden aangemerkt als een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitoefening van diens bevoegdheden. Het dient op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze informatie te verschaffen, onder aanduiding - voor zover mogelijk en verantwoord - van de bronnen, waaraan deze informatie is ontleend. Indien aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij de besluitvorming in asielzaken van de juistheid van die informatie uitgaan, tenzij concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel daaraan.
16. In het Algemeen Ambtsbericht inzake Irak van 8 oktober 2021 (ambtsbericht) staat op pagina 56 vermeld dat het nog altijd voorkomt dat stammen individuele leden vogelvrij verklaren en de banden met die persoon verbreken. Verder staat hierin vermeld dat de vogelvrijverklaring traditioneel op schrift werd gesteld door stamoudsten en getuigen waarin het betreffende stamlid wordt genoemd, en dat de persoon in kwestie een afschrift krijgt. Dat deze informatie is gebaseerd op een enkele bron (zoals staat vermeld op pagina 57 van het ambtsbericht), leidt op zichzelf niet tot het oordeel dat verweerder niet van deze informatie mag uitgaan. Verder hebben eisers met hun enkele stelling dat het ambtsbericht niet uitsluit dat het vogelvrij verklaren en het verkrijgen van een afschrift door de persoon in kwestie ook op andere wijze kan verlopen nu daarin wordt gesproken over “traditioneel werd”, geen concrete aanknopingspunten aangevoerd voor twijfel aan de juistheid of volledigheid van deze informatie. Verweerder heeft terecht niet gevolgd dat een en ander niet op de traditionele wijze zou zijn gegaan in eisers geval en eiser hierdoor niet een afschrift van de verklaring heeft gekregen van zijn stam. Immers, uit de vertaling van de vogelvrijverklaring valt op te maken dat de verklaring in overeenstemming met de informatie uit het ambtsbericht is opgesteld, aangezien de vogelvrijverklaring op schrift is gesteld door de stamoudste en er getuigen worden genoemd in de verklaring. Dat eiser vervolgens niet in het bezit is gesteld van een afschrift, maar hij enkel achter de vogelvrijverklaring is gekomen omdat zijn moeder het document uit het kantoor van zijn vader heeft gestolen, kan daarom niet worden gevolgd. Gelet hierop heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat de wijze waarop hij de vogelvrijverklaring heeft ontvangen (via zijn moeder, die het document uit het kantoor van haar man heeft gestolen) niet overeenkomt met informatie uit het algemeen ambtsbericht Irak van 8 oktober 2021, waaruit volgt dat de persoon in kwestie een afschrift krijgt. Daarbij heeft verweerder ook van belang kunnen achten dat eiser na het opstellen van de vogelvrijverklaring nog twee maanden in Irak heeft verbleven, zodat de vogelvrijverklaring aan hem had kunnen worden afgegeven. Eisers hebben weliswaar betoogd dat hij op het moment van het op schrift stellen van de vogelvrijverklaring (21 juli 2017) ondergedoken zat en dat verweerder hieraan voorbij is gegaan, maar dit betoog faalt. Verweerder is in de betreden besluiten namelijk juist ingegaan op de stelling van eiser dat hij ondergedoken was en daardoor niet in het bezit kon worden gesteld van een afschrift. Zo heeft verweerder gesteld dat eiser tot 22 september 2017 met zijn familie in Bagdad woonde samen met zijn eerste echtgenote, vader, moeder, twee broers, zoon en tweede echtgenote, zodat de vogelvrijverklaring aan hem had kunnen worden afgegeven. De stelling van eiser dat zijn verklaringen niet uitsluiten dat er sprake is geweest van onderduiken, kan niet worden gevolgd nu uit voorgaande verklaringen uit aanmeldgehoor van 14 april 2018 duidelijk blijkt dat eiser tot 22 september 2017 met zijn familie verbleef op zijn vaste adres.
17. Gelet hierop heeft verweerder, in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling, ook gewicht mogen toekennen aan de omstandigheid dat de wijze waarop eiser de vogelvrijverklaring stelt te hebben ontvangen niet overeenkomt met informatie uit het ambtsbericht. Dit doet verder afbreuk aan de waarde van de door eisers overgelegde (kopie van de) vogelvrijverklaring en aan hun verklaringen daarover. Eisers betoog over wat er met eiser zou zijn gebeurd als hem een afschrift in persoon was uitgereikt, maakt dit niet anders.
-
Vogelvrijverklaring niet eerder overgelegd
18. Eisers hebben verder betoogd dat hen niet kan en mag worden tegengeworpen dat zij de (kopie van de) vogelvrijverklaring niet eerder hebben ingebracht, juist omdat verweerder (in de eerste asielprocedure) een heel pakket met originele documenten is kwijtgeraakt en daarmee grove fouten heeft gemaakt. Verweerder heeft daarmee zijn recht verspeeld om eisers tegen te werpen dat zij de (kopie van de) vogelvrijverklaring niet eerder hebben ingebracht, aldus eisers.
19. Ook dit betoog faalt, omdat de door eisers aangevoerde fouten door verweerder onverlet laten dat niet valt in te zien dat eisers de (kopie van de) vogelvrijverklaring – die zij al in januari/februari 2019 hebben ontvangen – niet al hebben overgelegd tijdens hun eerste asielprocedure en hiermee nog tweeënhalf jaar hebben gewacht. Dit klemt temeer nu eisers aan de (kopie van de) vogelvrijverklaring zelf een zodanig gewicht toekennen dat deze verklaring volgens hen het evidente verschil maakt tussen een ongeloofwaardig relaas en een ongeloofwaardig relaas. Het dan pas na tweeënhalf jaar overleggen van de (kopie van de) vogelvrijverklaring doet daarom eveneens afbreuk aan de waarde van dit document en aan eisers verklaringen daarover. Verweerder heeft daarom ook hieraan gewicht mogen toekennen in het kader van de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling. De stelling van eisers dat hun toenmalige gemachtigde destijds (in 2019) heeft geadviseerd de (kopie van de) vogelvrijverklaring niet in te brengen en dat eisers dit advies hebben gevolgd – wat daarvan ook zij – laat het vorenstaande onverlet.
Reëel risico op ernstige schade?
20. Ter zitting hebben eisers nog betoogd dat verweerder de (kopie van de) vogelvrijverklaring ten onrechte niet (ook) los van hun asielrelaas heeft gezien, nu uit de enkele inhoud daarvan kan worden geconcludeerd dat eisers bij terugkeer naar Irak een reëel risico lopen op ernstige schade. De rechtbank kan dit niet volgen. Eisers hebben de (kopie van de) vogelvrijverklaring immers overgelegd ter onderbouwing van hun asielrelaas, inhoudende dat zij in Irak gevaar lopen (van hun stam) als gevolg van de zwangerschap van eiseres (van destijds), hun (in het geheim gesloten) huwelijk en het werk van eiseres als prostituee in een bordeel. Verweerder heeft de (kopie van de) vogelvrijverklaring bezien en beoordeeld (mede) in het licht van dit asielrelaas en zich – zoals blijkt uit het vorenstaande – niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat aan deze verklaring niet de waarde kan worden gehecht die eisers wensen en dat het niet geloofwaardig wordt geacht dat eiser vogelvrij verklaard is door zijn stam. Daarom is het niet aannemelijk dat eisers bij terugkeer naar Irak een reëel risico lopen op ernstige schade. Deze beroepsgrond faalt daarom evenzeer.
21. Tot slot hebben eisers een beroep gedaan op de zogenaamde Bahaddar-exceptie omdat volgens eisers sprake is van zeer opmerkelijke en bijzondere omstandigheden, gelegen in het zoekraken van een geheel pakket aan documenten. Bovendien hebben eisers met de vogelvrijverklaring onderbouwd dat zij bij uitzetting wel degelijk te vrezen hebben voor schending van artikel 3 van het EVRM. Door vrijwel uitsluitend te oordelen dat de (kopie van de) vogelvrijverklaring eerder ingebracht had kunnen worden, daar waar verweerder medeverantwoordelijk is voor het feit dat deze verklaring niet al is meegenomen in de eerste besluitvorming, maakt dat een beroep op de Bahaddar-exceptie in dit specifieke geval geoorloofd is, aldus eisers. Ter zitting hebben eisers hieraan nog toegevoegd dat de (kopie van de) vogelvrijverklaring veel te marginaal is getoetst door verweerder.
22. De rechtbank overweegt in dit verband dat de bestuursrechter een nationale procedureregel buiten toepassing moet laten wanneer er omstandigheden zijn als bedoeld in het arrest Bahaddar, om een schending van artikel 3 van het EVRM te voorkomen. In dit geval wordt aan eisers echter geen nationale procedureregel tegengeworpen, zijnde een regel die er toe strekt de nationale autoriteiten in staat te stellen aanvragen om een verblijfsvergunning op een ordelijke wijze af te doen. Reeds daarom kan eisers beroep op de Bahaddar-exceptie niet slagen. Wat eisers in het kader van de Bahaddar-exceptie hebben aangevoerd, is in wezen gericht op verweerders beoordeling van de vogelvrijverklaring. Die beoordeling hebben eisers aangevochten met het onderhavige beroep en dat beroep is hierboven door de rechtbank beoordeeld. Daarbij is reeds geoordeeld dat het niet aannemelijk is dat eisers bij terugkeer naar Irak een reëel risico lopen op ernstige schade. Daarom kan ook deze beroepsgrond eisers niet baten.
23. De beroepsgronden slagen niet en verweerder heeft de aanvragen terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
24. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.