ECLI:NL:RBDHA:2023:12503

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.19784
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, uitspraak gedaan op 22 augustus 2023 in het bestuursrechtelijke beroep van een Syrische eiseres tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiseres had eerder een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om bij haar referent te kunnen verblijven. Deze aanvraag werd op 28 maart 2019 afgewezen, en het bezwaar daartegen werd op 23 oktober 2020 ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 9 juli 2021 ongegrond werd verklaard. Echter, het hoger beroep dat eiseres instelde werd op 6 september 2022 door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gegrond verklaard, wat leidde tot een nieuwe verplichting voor verweerder om binnen twaalf weken een nieuw besluit te nemen.

De rechtbank oordeelt dat verweerder niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van eiseres, ondanks een eerdere uitspraak van 15 maart 2023 waarin verweerder werd opgedragen om binnen twee weken opnieuw te beslissen. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat verweerder deze termijn niet heeft nageleefd. De rechtbank heeft geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig was volgens de Algemene wet bestuursrecht. De rechtbank stelt vast dat de ingebrekestelling niet nodig was, omdat verweerder duidelijk in gebreke was.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres is vrijgesteld van griffierecht en heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 418,50. De uitspraak is gedaan door rechter M. Munsterman en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19784

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. W. Volkers),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Bij besluit van 28 maart 2019 heeft verweerder de namens [naam] (referent) ten
behoeve van eiseres ingediende aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig
verblijf (mvv) met als doel “verblijf als familie- of gezinslid bij referent” afgewezen.
Bij besluit van 23 oktober 2020 heeft verweerder het bezwaar van eiseres (kennelijk)
ongegrond verklaard. Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 9 juli 2021 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep ongegrond
verklaard (AWB 20/8583). Eiseres heeft tegen deze uitspraak hoger beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 6 september 2022 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State (de Afdeling) het hoger beroep gegrond verklaard, de uitspraak van 9 juli 2021
vernietigd en verweerder opgedragen om binnen twaalf weken na verzending van de uitspraak
een nieuw besluit op bezwaar te nemen (202105203/1/V1).
Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingesteld na de uitspraak van de rechtbank van 15 maart 2023 NL22.24637 (ECLI:NL:RBDHA:2023:3287). In die uitspraak staat dat verweerder binnen twee weken opnieuw moet beslissen op het bezwaar van eiseres. Eiseres stelt nu beroep in omdat verweerder dat volgens haar niet heeft gedaan.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Awb.
3. Op grond van het derde lid van artikel 6:12 van de Awb kan, indien redelijkerwijs
niet van de belanghebbende kan worden gevergd dat hij het bestuursorgaan in gebreke stelt, het beroep worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen. Dat is in dit geval zo, omdat de bestuursrechter in de uitspraak van 15 maart 2023 een termijn heeft gesteld waaraan verweerder zich niet heeft gehouden. De rechtbank stelt vast dat het voor verweerder dan ook duidelijk is vanaf welk moment hij in gebreke is het besluit te nemen. Een ingebrekestelling is dan ook niet nodig.
4. Omdat verweerder nog geen (nieuw) besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend en heeft dan ook geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht. Uit de stukken is gebleken dat op 14 april 2023 een gehoor heeft plaatsgevonden. De vragen die verweerder heeft gesteld aan referent naar aanleiding van dit gehoor zijn inmiddels beantwoord op 13 juni 2023. Gemachtigde van eiseres heeft de rechtbank verzocht om een beslistermijn van twee dagen te geven voor het nemen van een besluit, gerekend vanaf de datum van de uitspraak. De rechtbank acht een termijn van twee dagen te kort en bepaalt (wederom) dat verweerder binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit bekend dient te maken.
5. De rechtbank ziet aanleiding met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb te bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt als hij deze termijn overschrijdt. Het staat de rechter vrij de hoogte van de dwangsom te bepalen, zolang hij daarbij redelijke grenzen in acht neemt. Het Landelijk Overleg Vakinhoud Bestuursrecht (LOVB), waarin alle zittingsplaatsen van de rechtbank Den Haag zijn vertegenwoordigd, heeft op 25 maart 2020 unaniem geadviseerd dat verweerder een dwangsom verbeurt van € 100,- voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500. De rechtbank ziet echter aanleiding om die dwangsom te verhogen tot een bedrag van € 200,- per dag, met een maximum van € 15.000, nu verweerder nog steeds geen gevolg heeft gegeven aan de onder 4 genoemde opdracht van de rechtbank.
6. Het beroep is kennelijk gegrond.
7. De rechtbank wijst erop dat eiseres wegens betalingsonmacht is vrijgesteld van het betalen van griffierecht, zodat verweerder niet op grond van artikel 8:74 van de Awb griffierecht hoeft te vergoeden.
8. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 1 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,-), bij een wegingsfactor 0,5. Toegekend wordt € 418,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 200,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.