ECLI:NL:RBDHA:2023:12500

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.18275
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvragen en overdracht aan Polen onder de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, worden de beroepen van Tima Beksultanov en zijn minderjarige kind tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvragen op 23 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de beroepen op 3 augustus 2023 behandeld, waarbij de eisers, hun gemachtigde en de gemachtigde van de verweerder aanwezig waren. De rechtbank heeft ambtshalve een rechtsvraag onderzocht over de overdrachtstermijn en de verantwoordelijkheden van Polen in het licht van de asielaanvragen van eisers.

De rechtbank concludeert dat de Poolse autoriteiten nog steeds verantwoordelijk zijn voor de behandeling van de asielaanvragen van eisers, ondanks de zorgen over de onafhankelijkheid van de Poolse rechtspraak. Eisers hebben niet aannemelijk gemaakt dat zij bij een overdracht aan Polen een reëel risico lopen op indirect refoulement naar Rusland. De rechtbank oordeelt dat de bewijslast bij eisers ligt en dat zij onvoldoende bewijs hebben geleverd om hun vrees te onderbouwen. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, wat betekent dat eisers kunnen worden overgedragen aan Polen, en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend.

De uitspraak benadrukt de toepassing van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de noodzaak voor eisers om concrete informatie te verstrekken over hun situatie in Polen. De rechtbank wijst erop dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft voor het in behandeling nemen van asielaanvragen, en dat de verantwoordelijkheden van lidstaten onder de Dublinverordening strikt moeten worden nageleefd. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.18275 en NL23.18277

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiseresv-nummer: [nummer 1][naam 2], eiserv-nummer: [nummer 2]samen: eisers

mede namens hun minderjarige kind,
Tima Beksultanov
(gemachtigde: mr. R. Bom),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eisers tegen het niet in behandeling nemen van hun asielaanvragen. Verweerder heeft de aanvragen met de twee bestreden besluiten van 23 juni 2023 niet in behandeling genomen.
2. De rechtbank heeft de beroepen op 3 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eisers, de gemachtigde van verweerder en mevrouw E.G. Reinink als tolk.

Beoordeling door de rechtbank

3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die regelgeving staat in de Dublinverordening. [1] Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. In dit geval heeft Nederland bij Polen een verzoek om de terugname van eisers gedaan, omdat eisers daar eerder een asielaanvraag hebben ingediend. Polen heeft dit verzoek aanvaard met een zogenoemd claimakkoord. Verweerder heeft de asielaanvragen van eisers vervolgens niet in behandeling genomen omdat Polen daarvoor verantwoordelijk is. [2]
4. De rechtbank beoordeelt de bestreden besluiten. Zij geeft daarbij een oordeel over de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden. Daarnaast heeft de rechtbank in de dossierstukken van eisers aanleiding gezien om uit zichzelf – dus los van de argumenten van eisers - een rechtsvraag te onderzoeken. Dit heet een ambtshalve beoordeling.
5. De rechtbank zal de beroepen ongegrond verklaren. Dat betekent dat eisers ongelijk krijgen en de bestreden besluiten in stand blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Ambtshalve onderzoek naar de overdrachtstermijn
6. Uit de toelichting op de claimakkoorden van de Poolse autoriteiten blijkt dat eisers, vóór hun asielaanvragen in Nederland maar ná hun asielaanvragen in Polen, ook in Luxemburg om asiel hebben verzocht. De Luxemburgse autoriteiten hebben daarom aan de autoriteiten van Polen verzocht om eisers terug te nemen. De Poolse autoriteiten hebben dit verzoek geaccepteerd. Hiermee is een termijn gaan lopen waarbinnen de Luxemburgse autoriteiten eisers aan de Poolse autoriteiten moeten overdragen; de overdrachtstermijn. Volgens het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) geldt deze overdrachtstermijn óók voor lidstaten die later om terugname verzoeken. [3] Dat betekent in het geval van eisers dat de overdrachtstermijn die geldt tussen Luxemburg en Polen ook geldt voor de overdracht van Nederland aan Polen. Als eisers niet binnen die termijn aan Polen worden overgedragen, zijn de Poolse autoriteiten niet meer verantwoordelijk voor de behandeling van hun asielaanvragen. Ook heeft het Hof bepaald dat de termijnen waarbinnen een lidstaat een verzoek om terugname moet doen dwingend van aard zijn. [4] Hierin heeft de rechtbank aanleiding gezien om ambtshalve te onderzoeken of Polen, gelet op de overdrachtstermijn, nog verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvragen.
7.
Omdat de Luxemburgse autoriteiten aan de Poolse autoriteiten hebben medegedeeld dat eisers op 27 februari 2023 zijn ondergedoken, [5] is de overdrachtstermijn verlengd tot achttien maanden. [6] Omdat eisers in Luxemburg in beroep zijn gegaan tegen hun overdracht aan Polen is die overdrachtstermijn na de definitieve uitspraak van de Luxemburgse rechter op 8 september 2022 gaan lopen. [7] Hierdoor verstrijkt de overdrachtstermijn pas op 8 maart 2024. De Poolse autoriteiten zijn daarom nog steeds verantwoordelijk voor de behandeling van eisers asielaanvragen.
Verzoek om aanhouding
8. Eisers hebben gewezen op de vragen die deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, op 15 juni 2022 [8] aan het Hof heeft gesteld over de deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) houdt Poolse Dublinzaken in afwachting van de beantwoording van deze vragen aan. Eisers verzoeken de rechtbank daarom om de beroepen aan te houden.
9. Tussen partijen is niet in geschil dat er in Polen pushbacks plaatsvinden. Dit is een fundamentele systeemfout in de asielprocedure. Eisers hebben geen informatie overgelegd waaruit blijkt dat deze fundamentele systeemfout ook relevant is voor Dublinterugkeerders in Polen. Anders dan de vreemdelingen die aan de buitengrenzen van Polen met pushbacks te maken krijgen, hebben eisers door het claimakkoord toestemming van de Poolse autoriteiten om het grondgebied te betreden. De rechtbank ziet daarom, en gelet op dat wat hierna wordt overwogen over de Poolse rechterlijke macht, geen aanleiding om de behandeling van de beroepen aan te houden in afwachting van de beantwoording van de vragen die aan het Hof zijn gesteld.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel
10. Verweerder mag er in beginsel van uitgaan dat de Poolse autoriteiten vreemdelingen in overeenstemming met internationale verplichtingen en de waarborgen die daaruit voortvloeien behandelt; het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eisers om aannemelijk te maken dat niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Dit wordt niet snel aangenomen. [9]
(On)afhankelijke rechtelijke macht in Polen
11. Eisers hebben aangevoerd dat ten aanzien van Polen niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan omdat er in Polen een gebrek is aan onafhankelijke rechtspraak. De Europese Commissie en het Europees Parlement hebben grote twijfels geuit over de mogelijkheid om in Polen een eerlijk proces te krijgen. Ter onderbouwing van deze beroepsgrond hebben eisers in beroep drie artikelen overgelegd. [10]
12. Deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft in een uitspraak van 2 juni 2022 [11] geconcludeerd dat niet aannemelijk is gemaakt dat de Poolse autoriteiten zich– afgezien van de pushbacks aan de buitengrenzen – niet houden aan hun internationale verplichtingen en de waarborgen die daaruit voortvloeien. Dit is ook geoordeeld door de meervoudige kamer van diezelfde zittingsplaats op 1 juli 2022. [12] Over de Poolse rechtspraak overwogen zij dat in die zaak niet was gebleken dat de vreemdeling geen toegang had tot de rechter of dat de rechtspraak in vreemdelingenzaken in Polen niet onafhankelijk en onpartijdig is.
13. In wat eisers hebben aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een ander oordeel over de rechterlijke macht in Polen te komen. Eisers hebben daarnaast ook niet aannemelijk gemaakt dat hun Tsjetsjeense afkomst een juridische procedure in Polen zal kunnen beïnvloeden. De artikelen waar eisers naar hebben verwezen zijn zonder verdere onderbouwing of uitleg onvoldoende voor de conclusie dat eisers in Polen een reëel risico lopen op een schending van hun recht op een onafhankelijk en onpartijdige rechter.
De (opvolgende) asielprocedure in Polen
14. Eisers hebben op 2 augustus 2023 aangevoerd dat het onduidelijk is of zij in Polen in de asielprocedure worden opgenomen. Eisers hebben verwezen naar een informatiebrief van Vluchtelingenwerk Nederland van 8 juli 2023. [13] Tijdens de zitting hebben eisers toegelicht dat uit deze informatiebrief blijkt dat het onduidelijk is of eisers hun eerdere asielprocedure in Polen kunnen vervolgen, of dat zij een opvolgende (= nieuwe) aanvraag moeten indienen. Bij een opvolgende aanvraag moeten vreemdelingen volgens de Poolse wet nieuwe (asiel)gronden inbrengen. Als zij dat niet doen wordt de aanvraag niet inhoudelijk behandeld.
15. Deze beroepsgrond slaagt niet. De Poolse autoriteiten hebben het verzoek tot terugname van eisers geaccepteerd, waarmee zij hebben gegarandeerd dat zij de aanvragen zullen behandelen in overeenstemming met internationale verplichtingen - waaronder de Procedurerichtlijn. Met de door eisers overgelegde informatiebrief van Vluchtelingenwerk Nederland hebben zij niet aannemelijk gemaakt dat hier niet langer op mag worden vertrouwd. Deze informatiebrief schetst geen ander beeld over de manier waarop asielaanvragen door de Poolse autoriteiten worden beoordeeld dan de informatie die al bij de uitspraak van 2 juni 2022 is betrokken. [14] Daarbij komt het volgende. Uit wat eiser tijdens de zitting heeft verklaard moet worden afgeleid dat eisers in Polen nooit hun asielmotieven hebben kenbaar gemaakt. De rechtbank ziet niet in waarom zij dat na hun terugkeer naar Polen niet alsnog kunnen doen. In dat geval is er geen grond voor de vrees dat een opvolgende aanvraag in Polen niet in behandeling zal worden genomen.
Indirect refoulement
16. Eisers hebben tot slot aangevoerd dat zij bij overdracht aan Polen het risico lopen dat zij naar Rusland worden teruggestuurd, waar zij een onmenselijke behandeling vrezen. [15] Zij doen hiermee een beroep op het zogenoemde verbod op indirect refoulement. Tijdens de zitting hebben eisers geciteerd uit de conclusie van Advocaat-Generaal De La Tour op 13 juli 2023 [16] aan het Hof. [17] Hieruit concluderen eisers dat er een verplichting voor verweerder bestaat om onderzoek te doen naar de situatie in Polen en of daar voor eisers een reëel risico op indirect refoulement bestaat.
17. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij een overdracht aan Polen een reëel risico lopen op indirect refoulement naar Rusland. De bewijslast om dit risico aannemelijk te maken ligt bij eisers. Om aan die bewijslast te voldoen moeten zij algemene informatie overleggen waaruit voldoende concrete aanknopingspunten volgen dat het beschermingsbeleid in de verantwoordelijke lidstaat evident en fundamenteel verschilt van het beleid dat door de Nederlandse autoriteiten wordt gevoerd. [18] Dit hebben eisers niet gedaan.
18. Verweerder heeft tijdens de zitting terecht het standpunt ingenomen dat de conclusie van Advocaat-Generaal De La Tour niet tot een andere werkwijze hoeft te leiden dan de wijze waarop verweerder nu omgaat met Dublinzaken. Het is aan de vreemdeling om verklaringen af te leggen en stukken over te leggen die aan tonen dat hij een reëel risico loopt op indirect refoulement. Vervolgens is het aan verweerder om die gegevens te beoordelen, waarbij ook de bijzondere situatie van de vreemdeling betrokken wordt. Deze beroepsgrond kan daarom geen doel treffen.

Conclusie en gevolgen

19. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eisers kunnen worden overgedragen aan Polen. Eisers krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (de Vw).
3.Het Hof in het “chain-rule” arrest van 12 januari 2023, in de zaken C-323/21, C-324/21 en C-325/21, ECLI:EU:C:2023:4.
4.ECLI:EU:C:2023:4, r.o. 54-56.
5.De claimakkoorden ten behoeve van eisers van 18 april 2023.
6.Artikel 29, tweede lid, van de Dublinverordening.
7.Artikel 27 en artikel 29, eerste lid, van de Dublinverordening.
8.De verwijzingsuitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 15 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.
9.Gelet op het arrest “Jawo” van het Hof van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
11.Deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 2 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5327.
12.Deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 1 juli 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:6488
13.Het document
14.Vergelijk met
15.Zoals bedoeld in artikel 3 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
16.In het kader van de verwijzingsuitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 15 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.
17.Te vinden onder ECLI:EU:C:2023:593, C-392/22, punt 71.
18.Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1862.