ECLI:NL:RBDHA:2023:12492
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Russische nationaliteit houder, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling te nemen. De staatssecretaris heeft op 6 juni 2023 besloten dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft de zaak op 12 juli 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat hij ten minste drie maanden buiten het grondgebied van de lidstaten heeft verbleven, wat vereist is om Duitsland niet langer als verantwoordelijke lidstaat aan te merken. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris voldoende bewijs heeft overgelegd en dat eiser niet de benodigde documentatie heeft kunnen aanleveren om zijn verblijf in Oekraïne aan te tonen. De rechtbank behandelt ook de beroepsgrond van eiser dat hij in aanmerking komt voor bescherming op basis van de werkinstructie 2022/17, maar oordeelt dat deze niet van toepassing is, aangezien eiser de Russische nationaliteit heeft en geen verblijfsstatus in Oekraïne.
Tot slot concludeert de rechtbank dat de staatssecretaris niet gehouden was om de asielaanvraag van eiser aan zich te trekken op basis van bijzondere omstandigheden, zoals familiebanden in Nederland. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet in behandeling hoeft te nemen en eiser kan worden overgedragen aan Duitsland.