In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 10 mei 2023 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Wortel, heeft eerder beroep aangetekend tegen deze maatregel, waarbij de rechtbank op 26 mei 2023 al een uitspraak heeft gedaan. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waar eiser op heeft gereageerd. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 10 augustus 2023 gesloten en besloten dat de zaak niet op een zitting wordt behandeld.
De rechtbank toetst of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko is, omdat de nationaliteit weliswaar is bevestigd, maar de identiteit niet. De rechtbank oordeelt echter dat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat er in dit specifieke geval geen zicht op uitzetting bestaat. De rechtbank wijst erop dat er op 15 mei 2023 een aanvraag voor een laissez-passer is ingediend en dat de nationaliteit van eiser is bevestigd. Zelfs als de identiteit nog niet is bevestigd, is er geen reden om aan te nemen dat dit op korte termijn niet zal gebeuren.
Daarnaast voert eiser aan dat de staatssecretaris had moeten volstaan met een lichter middel, maar de rechtbank verwijst naar haar eerdere uitspraak van 26 mei 2023 en ziet geen aanleiding voor een ander oordeel. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier, en is openbaar gemaakt zonder dat er een rechtsmiddel openstaat.