ECLI:NL:RBDHA:2023:12398

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.22245
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiser tegen de voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is opgelegd op 10 mei 2023 op basis van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Wortel, heeft eerder beroep aangetekend tegen deze maatregel, waarbij de rechtbank op 26 mei 2023 al een uitspraak heeft gedaan. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waar eiser op heeft gereageerd. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 10 augustus 2023 gesloten en besloten dat de zaak niet op een zitting wordt behandeld.

De rechtbank toetst of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser stelt dat er geen zicht op uitzetting naar Marokko is, omdat de nationaliteit weliswaar is bevestigd, maar de identiteit niet. De rechtbank oordeelt echter dat er geen aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat er in dit specifieke geval geen zicht op uitzetting bestaat. De rechtbank wijst erop dat er op 15 mei 2023 een aanvraag voor een laissez-passer is ingediend en dat de nationaliteit van eiser is bevestigd. Zelfs als de identiteit nog niet is bevestigd, is er geen reden om aan te nemen dat dit op korte termijn niet zal gebeuren.

Daarnaast voert eiser aan dat de staatssecretaris had moeten volstaan met een lichter middel, maar de rechtbank verwijst naar haar eerdere uitspraak van 26 mei 2023 en ziet geen aanleiding voor een ander oordeel. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en wijst ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier, en is openbaar gemaakt zonder dat er een rechtsmiddel openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22245

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen voortduren van de aan hem opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en het verzoek om schadevergoeding. Deze maatregel is opgelegd op 10 mei 2023.
2. De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 26 mei 2023. [1]
3. De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
4. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 10 augustus 2023 gesloten en bepaald dat de zaak niet op een zitting wordt behandeld.

Beoordeling door de rechtbank

5.
De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de zogenoemde beroepsgronden.
6. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
7. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [2]
7.1.
Uit de uitspraak van 26 mei 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 23 mei 2023) rechtmatig is.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
8. Eiser voert aan dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Volgens de voortgangsrapportage zou, zonder presentatie in persoon, de nationaliteit van eiser zijn bevestigd door de Marokkaanse autoriteiten. Hoe dat is gebeurd is onduidelijk. Bovendien is de nationaliteit vastgesteld maar niet de identiteit. Het ligt dus niet voor de hand dat de Marokkaanse autoriteiten enkel op basis daarvan een laisser-passer (lp) zullen vertrekken. Gelet op het voorgaande stelt eiser zich dan ook op het standpunt dat er geen zicht op uitzetting is op korte termijn.
8.1.
Dit betoog slaagt niet. In het algemeen ontbreekt zicht op uitzetting naar Marokko niet. [3] Verder zijn er ook geen aanknopingspunten te vinden voor de conclusie dat er ook in het individuele geval van eiser geen zicht op uitzetting bestaat. De rechtbank stelt vast dat er op 15 mei 2023 een lp-aanvraag is ingediend bij de Marokkaanse autoriteiten en dat op dit moment (kennelijk) de nationaliteit van eiser is bevestigd. De rechtbank leidt uit de voortgangsrapportage verder niet expliciet af dat eisers identiteit niet ook is bevestigd, er staat namelijk vermeld dat eiser is ‘geïdentificeerd’. Voor zover het ervoor moet worden gehouden dat eisers identiteit niet ook is bevestigd overweegt de rechtbank als volgt. Het is aan de Marokkaanse autoriteiten om te bepalen op grond van welke informatie zij overgaan tot het bevestigen van iemands nationaliteit. Zelfs als de rechtbank ervan uit moet gaan dat de Marokkaanse autoriteiten eisers identiteit nog moeten bevestigen voordat zij overgaan tot daadwerkelijke afgifte van de lp, is niet gebleken dat dat niet op korte termijn zal gebeuren. De rechtbank ziet daarom geen reden om aan te nemen dat zicht op uitzetting ontbreekt.
Had de staatssecretaris moeten volstaan met een lichter middel?9. Eiser voert aan dat de staatssecretaris had moeten volstaan met het opleggen van een lichter middel.
9.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Voor de beroepsgrond over het opleggen van een lichter middel verwijst de rechtbank naar haar eerdere uitspraak van 26 mei 2023 (in de zaak NL23.14634), overweging 5.2. Eiser heeft niet gemotiveerd wat sindsdien is veranderd. In wat eiser nu aanvoert ziet de rechtbank geen aanleiding voor een ander oordeel.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?10. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [4]

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 26 mei 2023, zaaknummer NL23.14634 (niet gepubliceerd).
2.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
3.ABRvS 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269.
4.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.