ECLI:NL:RBDHA:2023:12359

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.21620
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in het bestuursrecht

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 17 juli 2023, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. De staatssecretaris heeft op 1 augustus 2023 de maatregel van bewaring opgeheven. De rechtbank heeft het beroep op 8 augustus 2023 op zitting behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat, omdat de bewaring is opgeheven, de beoordeling zich beperkt tot de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig was en dat er geen aanleiding is om schadevergoeding toe te kennen. Eiser had aangevoerd dat de staatssecretaris met een lichter middel had moeten volstaan, maar de rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat er geen andere afdoende maatregelen beschikbaar waren.

Daarnaast heeft eiser geklaagd over de omstandigheden in detentie, maar de rechtbank stelt vast dat klachten over het detentieregime niet ter beoordeling van de bewaringsrechter staan. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier, en is openbaar gemaakt op 9 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21620

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.K. Bhadai),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. S. Bozkurt).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van 17 juli 2023, waarin de staatssecretaris aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) heeft opgelegd. Dit beroep moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
2. De staatssecretaris heeft op 1 augustus 2023 de maatregel van bewaring opgeheven.
3. De rechtbank heeft het beroep op 8 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser, via telefoonverbinding, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

4.
Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw 2000 kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
5. Het beroep is ongegrond. Het opleggen van de maatregel van bewaring was rechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. De rechtbank stelt vast dat eiser de beroepsgrond over dat er gerede twijfels zijn over de rechtmatigheid van de uitzetting naar Oostenrijk op de zitting heeft laten vallen. Deze beroepsgrond behoeft daarom geen bespreking.
Lichter middel7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris voorafgaande de opheffing van bewaring had moeten volstaan met een lichter middel.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich, gelet op de niet bestreden gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd, terecht op het standpunt heeft gesteld dat in dit geval geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. Daarbij heeft de staatssecretaris voldoende betrokken wat door eiser is aangevoerd in het gehoor voorafgaande dat de maatregel van bewaring aan hem is opgelegd, namelijk dat eiser niet wist dat er een besluit was genomen op zijn asielaanvraag in Nederland, dat hij zelfstandig wil vertrekken naar Spanje en niet naar Oostenrijk omdat hij daar geen asiel heeft aangevraagd. Daarnaast heeft de staatssecretaris terecht betrokken dat een eerdere overdracht van eiser naar Oostenrijk niet binnen de gestelde termijn kon plaatsvinden, omdat hij met onbekende bestemming was vertrokken. Uit de maatregel van bewaring blijkt verder dat op het asielzoekerscentrum te [plaats] een wekelijkse meldplicht is opgelegd aan eiser, maar dat hij zich niet heeft gemeld op 19 april 2022 en op 26 april 2022. Eiser heeft in beroep verder niet toegelicht waarom die motivering van de staatssecretaris onvoldoende zou zijn. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding voor de stelling dat de staatssecretaris met een lichter middel had moeten volstaan.
Het regime in detentie8. Eiser voert tot slot aan dat hij de bewaring in een streng regime ondergaat waarbij hij door personeelstekorten 23 uur per dag zit opgesloten. Dat hakt er flink in voor eiser.
8.1.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het strenge en beperkte regime waarmee eiser stelt in detentie te maken te hebben gekregen, dat voor klachten over de toepassing van het regime binnen het detentiecentrum een andere rechtsgang openstaat. Wat eiser aanvoert heeft namelijk betrekking op de toepassing van het regime in detentie en dat is niet iets dat ter beoordeling van de bewaringsrechter staat. [1]
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
9. Los van de door eiser aangevoerde beroepsgrond, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden van deze maatregel niet is voldaan. [2]

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de maatregel van bewaring rechtmatig was. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A. van Hoof, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M. Hampsink, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 15 juni 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1710.
2.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.