ECLI:NL:RBDHA:2023:12260

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
17 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.16688
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Colombiaanse eiser wegens ongeloofwaardigheid van bedreigingen door criminele organisatie en inreisverbod

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 augustus 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Colombiaanse eiser. De eiser had op 8 maart 2021 asiel aangevraagd in Nederland, waarbij hij stelde dat hij bedreigd werd door een criminele organisatie waarvan zijn zus de leider was. De aanvraag werd aanvankelijk afgewezen als kennelijk ongegrond, maar na een eerdere vernietiging van dit besluit door de rechtbank, werd de aanvraag opnieuw beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet geloofwaardig was in zijn verklaringen over de bedreigingen en ontvoeringen die hij had meegemaakt. De rechtbank oordeelde dat de eiser onvoldoende bewijs had geleverd dat hij bij terugkeer naar Colombia een reëel risico op ernstige schade zou lopen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eiser zich niet onverwijld heeft gemeld voor het aanvragen van asiel, wat tegen hem werd ingeroepen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond verklaard en een inreisverbod voor twee jaar opgelegd. De rechtbank concludeerde dat de eiser, ondanks zijn verklaringen, niet aannemelijk had gemaakt dat hij daadwerkelijk gevaar liep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16688

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. H.C.Ch. Kneuvels),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: T. Tichelaar en mr. S.J.R.R. Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 2 augustus 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Via een telefonische verbinding is M. van der Assen als tolk opgetreden. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. S.J.R.R. Brock.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en heeft de Colombiaanse nationaliteit.
2. Op 8 maart 2021 heeft eiser asiel aangevraagd in Nederland. Daaraan heeft hij kort weergegeven het volgende ten grondslag gelegd. Eisers oudere zus is [naam 2], de voormalige echtgenote van [naam 3]. Deze [naam 4] is leider van een criminele organisatie die zich bezighoudt met mensenhandel door Colombiaanse vrouwen naar de Verenigde Staten te brengen om daar gedwongen in de prostitutie te werken (hierna: de criminele organisatie). Eiser heeft in februari 2017 in opdracht van zijn zus werkzaamheden verricht als chauffeur voor deze organisatie. Eiser is in december 2018 getuige geweest van de moord op [naam 5] door de maffia. Helen en Luis zijn in de Verenigde Staten gearresteerd en strafrechtelijk veroordeeld. Tijdens het voorarrest van Helen wilde de criminele organisatie voorkomen dat zij belastende verklaringen zou afleggen. Daarom hebben zij geprobeerd om haar zoon, eisers neefje, te ontvoeren. Eiser heeft deze ontvoering afgewend, waarbij hij met een vuurwapen heeft geschoten. Later is eiser zelf door leden van de organisatie ontvoerd. Door een telefoontje van zijn zus is hij na drie dagen weer vrijgelaten. Enkele maanden daarna is hij uit Colombia gevlucht. Vlak voor zijn vertrek is hij bedreigd door leden van de criminele organisatie. Ondanks de dreigementen heeft Helen samengewerkt met de autoriteiten van de Verenigde Staten, waarbij zij in ruil voor strafvermindering belastende verklaringen heeft afgelegd over [naam 4]. Bij terugkeer naar Colombia vreest eiser dat diens organisatie wraak op hem wil nemen.
3. Bij besluit van 18 mei 2022 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). In dat besluit heeft verweerder overwogen dat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde in Nederland omdat hij in verband kan worden gebracht met misdrijven zoals bedoeld in artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag. Bij uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats van 16 november 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:12403, is het besluit van 18 mei 2022 vernietigd en is verweerder opgedragen om opnieuw op eisers asielaanvraag te beslissen. De rechtbank heeft in deze uitspraak geoordeeld dat eiser ten onrechte niet nader is gehoord over de misdrijven waarmee hij in verband is gebracht. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser bij terugkeer naar Colombia geen reëel risico zou lopen op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. Op 13 februari 2023 is eiser aanvullend gehoord. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw. Verweerder werpt nu niet langer aan eiser tegen dat hij een gevaar is voor de openbare orde. Wel werpt verweerder aan eiser tegen dat hij zich niet onverwijld heeft gemeld voor het vragen van asiel. Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eisers zus Helen aangesloten is geweest bij de criminele organisatie van [naam 4], dat zij hiervoor in de Verenigde Staten is veroordeeld en dat zij vervroegd is vrijgelaten vanwege samenwerking met de autoriteiten van de Verenigde Staten. Verder heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eiser in februari 2017 in opdracht van zijn zus werkzaamheden heeft verricht voor de criminele organisatie. Verweerder heeft echter ongeloofwaardig geacht dat eiser de ontvoering van zijn neefje heeft voorkomen en dat hij zelf is ontvoerd. Ook heeft verweerder ongeloofwaardig geacht dat eiser getuige is geweest van de moord op [naam 5]. Verder heeft verweerder ongeloofwaardig geacht dat eiser vlak voor zijn vertrek is bedreigd door leden van de criminele organisatie. Volgens verweerder heeft eiser bij terugkeer naar Colombia geen reële vrees voor de criminele organisatie omdat hij slechts gedurende korte tijd geringe werkzaamheden voor hen heeft verricht en zijn familieleden die in Colombia zijn gebleven met rust zijn gelaten. Ten slotte heeft verweerder tegen eiser een inreisverbod voor de duur van twee jaren uitgevaardigd.
5. Eiser voert hiertegen het volgende aan. Het aanvullend gehoor van 13 februari 2023 heeft niet op zorgvuldige wijze plaatsgevonden omdat er vragen door elkaar werden gesteld door twee hoormedewerkers. Verweerder heeft de twee ontvoeringen, het getuige zijn van de moord op [naam 5] en de bedreigingen aan het adres van eiser ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Bovendien heeft verweerder niet onderkend dat alleen al vanwege het verlaten van een kartel sprake is van een reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Colombia. Hierbij verwijst eiser naar rapporten van EUAA, Country Focus en Human Rights Watch. Ten onrechte is tegengeworpen dat de asielaanvraag niet onverwijld is ingediend, aangezien eiser bang was en een eerder plan om naar een tante in Spanje te gaan niet lukte omdat daar Colombiaanse criminelen aanwezig zijn. Van het uitvaardigen van een inreisverbod, dat voortvloeit uit de keuze voor deze afdoeningsgrond, had moeten worden afgezien omdat eiser bij terugkeer naar Colombia opnieuw zal moeten vluchten.
6. Verweerder heeft in het verweerschrift en ter zitting vastgehouden aan zijn standpunt. Wat eiser in beroep naar voren brengt over zijn asielrelaas is volgens verweerder een nieuwe versie van de feiten die dan ook verder afbreuk doet aan de geloofwaardigheid. Volgens verweerder blijkt uit de door eiser overgelegde landeninformatie niet alsnog dat hij bij terugkeer naar Colombia een reëel risico loopt.
De rechtbank oordeelt als volgt.
7. Uit het rapport van het aanvullend gehoor van 13 februari 2023 kan niet worden opgemaakt dat eiser door de vraagstelling van de hoormedewerkers in de war is geraakt. De rechtbank stelt vast dat eiser uitgebreid is gehoord, dat er voldoende is doorgevraagd en dat er ook verschillende controlevragen zijn gesteld. Eiser wordt dan ook niet gevolgd in zijn stelling dat dit gehoor niet op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat zijn gemachtigde in persoon bij dit gehoor aanwezig is geweest en dat in de correcties en aanvullingen en de zienswijze hierover geen opmerkingen heeft gemaakt.
8. Verweerder heeft eisers verklaringen over de ontvoeringen niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft namelijk terecht overwogen dat eiser tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over wanneer de ontvoeringen hebben plaatsgevonden, hoeveel tijd daartussen zat en hoeveel personen daarbij betrokken waren. In beroep stelt eiser voor het eerst dat hij eerst zelf is ontvoerd en daarna pas zijn neefje. Dit vindt echter geen weerslag in het asielrelaas zoals eiser dat in de gehoren naar voren heeft gebracht en kan reeds daarom niet worden gevolgd. Verder heeft verweerder niet ten onrechte onaannemelijk geacht dat eiser is vrijgelaten door tussenkomst van zijn zus, aangezien volgens eisers verklaringen het doel van de ontvoeringen gelegen was in het onder druk zetten van deze zus. Ook heeft verweerder niet ten onrechte onaannemelijk geacht dat eisers zus vanuit de gevangenis in de Verenigde Staten contact kon hebben met leden van de criminele organisatie, aangezien zij juist voor betrokkenheid bij dat netwerk gedetineerd zat. Uit de door eiser overgelegde informatie van het FBO (Federal Bureau of Prisons van de Verenigde Staten) volgt weliswaar dat gevangenen kunnen bellen, maar ook dat daarbij gemonitord wordt of telefoongesprekken niet worden gebruikt voor criminele of ongepaste activiteiten.
9. Ook heeft verweerder eisers verklaringen over het getuige zijn van de moord op [naam 5] niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft namelijk terecht overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de vraag of Carlos nu wel of niet zijn vriend was en over de vraag of hij op dat moment nu wel of niet zijn collega was. Daarnaast heeft verweerder niet ten onrechte onaannemelijk geacht dat eiser vanwege een opdracht van zijn zus op de plek van de moord was, terwijl zij op dat moment al meer dan een jaar gedetineerd was. Met de stelling in beroep dat de gebeurtenissen rond de moord erg chaotisch waren, heeft eiser dit niet weerlegd.
10. Verder heeft verweerder eisers verklaringen over de bedreigingen vlak voor zijn vertrek niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft niet ten onrechte onaannemelijk geacht dat eiser in september 2019 zou zijn benaderd om voor de criminele organisatie te komen werken, nadat hij sinds zijn werkzaamheden in februari 2017 niks meer van hen had vernomen. Ook heeft verweerder terecht overwogen dat eisers stelling dat hij vreest door leden van de criminele organisatie te worden gedood tegenstrijdig is aan zijn verklaring dat zij hem wilden rekruteren.
11. Dit brengt tevens met zich dat verweerder op goede gronden heeft beoordeeld of eiser vanwege zijn zus, die de criminele organisatie in de Verenigde Staten in diskrediet heeft gebracht, en vanwege zijn werkzaamheden voor deze organisatie in februari 2017 in aanmerking komt voor een asielvergunning. Verweerder heeft deze vraag terecht ontkennend beantwoord. Eiser heeft slechts geringe werkzaamheden als chauffeur verricht gedurende een korte tijd. Daarna heeft hij nog jaren in Colombia verbleven en heeft hij het land zonder problemen kunnen verlaten. Familieleden van eiser verblijven tot op heden zonder problemen in Colombia. Uit de door eiser overgelegde rapporten van EUAA, Country Focus en Human Rights Watch blijkt dat er criminele bendes actief zijn in Colombia. Daarmee heeft eiser echter niet aannemelijk gemaakt dat hij zelf bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 van het EVRM.
12. Eiser is op 18 september 2019 Nederland ingereisd. In januari 2020 is hij naar een tante in Spanje gegaan. Rond Kerstmis is eiser weer teruggegaan naar Nederland. Op 8 maart 2021 heeft hij zijn asielaanvraag ingediend. Gelet hierop heeft verweerder terecht aan eiser tegengeworpen dat hij zich niet zo snel mogelijk heeft gemeld voor het vragen van asiel. Eisers stellingen dat Colombiaanse criminelen ook in Spanje actief zijn en dat hij aanvankelijk bang was om zijn verhaal te doen, leiden niet tot een ander oordeel. Hiermee onderstreept eiser immers juist de gestelde noodzaak van internationale bescherming. Eiser heeft niet uitgelegd waarom hij deze gestelde noodzaak niet zo snel mogelijk kenbaar heeft gemaakt. Eisers asielaanvraag is dan ook terecht afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw.
13. Artikel 62, tweede lid, aanhef en onder b, van de Vw brengt vervolgens met zich dat eiser Nederland onmiddellijk moet verlaten. Op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw wordt in dergelijke gevallen een inreisverbod uitgevaardigd. De stelling van eiser dat hij na terugkeer naar Colombia opnieuw naar Europa moet kunnen vluchten, kan gelet op wat hiervoor is overwogen niet worden gevolgd. Verweerder heeft dan ook geen aanleiding hoeven zien om van uitvaardiging van een inreisverbod af te zien. Eiser heeft pas vlak voor de sluiting van het onderzoek ter zitting gesteld dat zijn moeder in Spanje woont en dat hij een vriendin heeft in Nederland die zwanger is van hem. Eiser heeft deze stellingen echter niet onderbouwd.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W. Anker, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.