In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 juli 2023 uitspraak gedaan in de zaken SGR 22/3709 en SGR 22/5080, waarbij het beroep van eiser ongegrond is verklaard. Eiser, een reservist bij de krijgsmacht, was geschorst en ontslagen op basis van artikel 39, tweede lid, aanhef en onder n, van het Algemeen Militair Ambtenarenreglement (AMAR) wegens misleiding bij zijn indiensttreding. De Commandant had eiser geschorst in het belang van de dienst, nadat de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) een ambtsbericht had opgesteld waarin werd gesteld dat eiser onjuiste adresgegevens en financiële informatie had verstrekt. Eiser had niet vermeld dat hij op een adres had gewoond waar jihadistische personen waren ingeschreven, en zijn financiële situatie bleek niet overeen te komen met de opgegeven gegevens. De rechtbank oordeelde dat de Commandant bevoegd was om het ontslag te verlenen, omdat de misleiding aan eiser kon worden toegerekend. Eiser had niet aannemelijk gemaakt dat hij te goeder trouw had gehandeld. De rechtbank concludeerde dat het ontslag niet onevenredig was aan de aard en ernst van de misleiding, en dat de schorsing rechtmatig was. Eiser kreeg geen griffierecht terug en geen vergoeding van proceskosten.