ECLI:NL:RBDHA:2023:12160

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
15 augustus 2023
Zaaknummer
23_988
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van proceskosten in bestuursrechtelijke beroepsfase na intrekking van beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. A. Lange, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door M. Brouwer. Eiseres had een beroepschrift ingediend tegen een besluit van 20 december 2022, waarin haar bezwaar tegen eerdere besluiten niet-ontvankelijk was verklaard. Na intrekking van het beroep door eiseres op 14 maart 2023, verzocht zij om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geoordeeld dat eiseres recht heeft op vergoeding van de proceskosten, omdat verweerder haar tegemoet is gekomen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 837,- voor de rechtsbijstand verleend door een derde. Daarnaast is verweerder verplicht om het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

Rechtbank DEN Haag

Bestuursrecht
zaaknummer.: SGR 23/988

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A. Lange),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: M. Brouwer).

Procesverloop

De rechtbank heeft op 26 januari 2023 een beroepschrift namens eiseres ontvangen gericht tegen het bestreden besluit van 20 december 2022, waarin het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit van 28 juli 2022 en het wijzigingsbesluit van 14 december 2022 nietontvankelijk is verklaard.
Op 17 februari 2023 heeft verweerder het bestreden besluit ingetrokken en besloten het bezwaar van eiseres verder te behandelen.
Op 14 maart 2023 heeft eiseres het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
Verweerder heeft 20 maart 2023 op het verzoek gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, op verzoek van de indiener, het bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van die wet veroordelen in de proceskosten.
3. Eiseres heeft tijdens de bezwaarfase niet verzocht om vergoeding van de in bezwaar gemaakte proceskosten. De beoordeling hierna over de gevraagde proceskostenveroordeling beperkt zich daarom tot de beroepsfase.
4. Verweerder is aan eiseres tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb. Aan eiseres is ter zake van het beroep door een derde beroepsmatig rechtsbijstand verleend, bestaande uit het indienen van een beroepschrift.
5. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
6. De rechtbank wijst erop dat verweerder op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van der Ven, rechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.