In deze zaak heeft eiser, een ambtenaar, geen opleidingsplaats gekregen voor de Leergang Algemeen Opsporingsambtenaar (LAO) omdat hij niet de meest geschikte kandidaat zou zijn. De rechtbank heeft op 12 juni 2023 uitspraak gedaan in de zaken SGR 22/5798 en SGR 22/5277. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de staatssecretaris van Defensie, die hem geen opleidingsplaats toebedeelde, en tegen het scoringsformulier dat zijn functioneren beoordeelde. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van eiser tegen het scoringsformulier niet-ontvankelijk, omdat dit formulier volgens hem geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser was het hier niet mee eens en stelde dat het scoringsformulier wel degelijk een besluit is en dat hij ten onrechte niet is toegelaten tot de LAO.
De rechtbank heeft de beroepen van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang meer had bij de beoordeling van zijn beroepen, omdat hij inmiddels was geplaatst aan de LAO. Eiser stelde echter dat hij belang had bij een inhoudelijke beoordeling, omdat een eerdere plaatsing hem mogelijk een eerdere bevordering had opgeleverd. De rechtbank heeft dit procesbelang erkend en de inhoudelijke beoordeling voortgezet.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht het bezwaar van eiser tegen het scoringsformulier niet-ontvankelijk had verklaard, omdat het formulier geen rechtsgevolg beoogde. De rechtbank volgde de staatssecretaris in zijn standpunt dat het advies van de commandant slechts een wegingsfactor was in het selectieproces en geen zelfstandige werking had. Eiser's argumenten over de zorgvuldigheid van de beoordeling en de toewijzing van opleidingsplaatsen aan zijn collega's werden door de rechtbank verworpen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank beide beroepen ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.