ECLI:NL:RBDHA:2023:12117

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
SGR 22/5798 en 22/5277
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleidingsplaats bij de Leergang Algemeen Opsporingsambtenaar; geschiktheid en procesbelang

In deze zaak heeft eiser, een ambtenaar, geen opleidingsplaats gekregen voor de Leergang Algemeen Opsporingsambtenaar (LAO) omdat hij niet de meest geschikte kandidaat zou zijn. De rechtbank heeft op 12 juni 2023 uitspraak gedaan in de zaken SGR 22/5798 en SGR 22/5277. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de staatssecretaris van Defensie, die hem geen opleidingsplaats toebedeelde, en tegen het scoringsformulier dat zijn functioneren beoordeelde. De staatssecretaris verklaarde het bezwaar van eiser tegen het scoringsformulier niet-ontvankelijk, omdat dit formulier volgens hem geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiser was het hier niet mee eens en stelde dat het scoringsformulier wel degelijk een besluit is en dat hij ten onrechte niet is toegelaten tot de LAO.

De rechtbank heeft de beroepen van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat eiser geen procesbelang meer had bij de beoordeling van zijn beroepen, omdat hij inmiddels was geplaatst aan de LAO. Eiser stelde echter dat hij belang had bij een inhoudelijke beoordeling, omdat een eerdere plaatsing hem mogelijk een eerdere bevordering had opgeleverd. De rechtbank heeft dit procesbelang erkend en de inhoudelijke beoordeling voortgezet.

De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht het bezwaar van eiser tegen het scoringsformulier niet-ontvankelijk had verklaard, omdat het formulier geen rechtsgevolg beoogde. De rechtbank volgde de staatssecretaris in zijn standpunt dat het advies van de commandant slechts een wegingsfactor was in het selectieproces en geen zelfstandige werking had. Eiser's argumenten over de zorgvuldigheid van de beoordeling en de toewijzing van opleidingsplaatsen aan zijn collega's werden door de rechtbank verworpen. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank beide beroepen ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: SGR 22/5798 en SGR 22/5277

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2023 in de zaken tussen

[eiser], uit [woonplaats] , eiser
(gemachtigde: mr. T.A. van Helvoort),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: kapitein mr. J.C.A. Aarts).

Procesverloop

Bij besluit van 14 december 2021 (het primaire besluit 1) heeft verweerder eiser geen opleidingsplaats aan de Leergang Algemeen Opsporingsambtenaar (LAO) toebedeeld.
Bij afzonderlijke besluiten van 14 december 2021 (de primaire besluiten 2, 3 en 4) heeft verweerder aan drie collega’s van eiser een opleidingsplaats aan de LAO toebedeeld.
Tegen deze primaire besluiten heeft eiser bezwaar gemaakt, alsmede tegen het ‘Scoringsformulier LAO 2022’ van 5 augustus 2021.
Bij besluit van 19 juli 2022 (het bestreden besluit 1) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het scoringsformulier niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 2 augustus 2022 (het bestreden besluit 2) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen de primaire besluiten 1 t/m 4 ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft in beide zaken een verweerschrift ingediend.
Bij brief van 16 maart 2023 heeft verweerder nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op de zitting van 28 maart 2023 via een videoverbinding behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, zijn gemachtigde en de gemachtigde van verweerder, vergezeld door luitenant-kolonel [naam 1] en [naam 2] .

Overwegingen

Waar gaan deze zaken over?
1.
Eiser heeft gesolliciteerd naar een opleidingsplaats bij de LAO.
Wat heeft verweerder besloten?
2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit 1 het bezwaar van eiser tegen het scoringsformulier, op basis waarvan zijn functioneren is beoordeeld, niet-ontvankelijk verklaard, omdat het scoringsformulier volgens verweerder geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het formulier is immers niet gericht op rechtsgevolg.
2.1.
Verweerder heeft zich bij de primaire besluiten 1 t/m 4, gehandhaafd bij het bestreden besluit 2, op het standpunt gesteld dat eiser op basis van zijn eindscore niet in aanmerking komt voor een opleidingsplaats aan de LAO, omdat hij niet de meest geschikte kandidaat is. Om tot de LAO te worden toegelaten, wordt gebruik gemaakt van een rangschikkingslijst. Op basis van de capaciteitentest en het advies van de commandant wordt de plek op de rangschikkingslijst bepaald. Bij de cognitieve capaciteitentest scoorde eiser ‘gemiddeld’. Daarnaast heeft hij een positief advies gekregen van de commandant met een score van 107 punten. Bij de overige primaire besluiten zijn aan drie van zijn collega’s wel opleidingsplaatsen toebedeeld.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser voert aan dat zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het scoreformulier, net als een beoordeling, wel een besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Op basis van dit scoreformulier is zijn functioneren beoordeeld. Eiser meent dat het scoreformulier het karakter van een beoordeling draagt.
3.1.
Eiser voert verder aan dat hij ten onrechte niet is toegelaten tot de LAO. Het scoreformulier is niet op zorgvuldige wijze tot stand gekomen. Verder ontbreekt transparantie ten aanzien van de gegeven punten. Daarnaast is eiser het niet eens met de toewijzingsbesluiten van drie collega’s, omdat zij niet aan de toelatingseisen voldeden. Volgens eiser is sprake van een motiveringsgebrek en van willekeur.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Heeft eiser nog belang bij de beoordeling van haar beroep?
4. Verweerder heeft de vraag opgeworpen of eiser nog procesbelang heeft bij het beroep tegen de bestreden besluiten, omdat eiser bij besluit van 17 februari 2023 met ingang van 6 maart 2023 alsnog is geplaatst aan de LAO.
4.1.
Volgens eiser is het procesbelang erin gelegen dat de LAO een bevordering oplevert. Als eiser een jaar eerder in de LAO was geplaatst, was hij een jaar eerder bevorderd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank ziet zich, gelet op de ontwikkelingen, zoals hiervoor onder rechtsoverweging 4. opgenomen, voor de vraag gesteld of eiser (nog) procesbelang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroepen tegen de bestreden besluiten.
5.1.
Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [1] is sprake van (voldoende) procesbelang als het resultaat dat de indiener van het beroepschrift met het indienen van het beroep nastreeft, daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor de indiener feitelijke betekenis kan hebben.
5.2.
De rechtbank oordeelt dat eiser belang heeft bij een inhoudelijk oordeel van de rechtbank. Niet is uitgesloten dat eiser, als hij één jaar eerder was toegelaten tot de opleiding deze opleiding met goed gevolg had afgerond, waardoor hij mogelijk eerder zou zijn bevorderd.
Het bestreden besluit 1:
6. De rechtbank staat voor de vraag of verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
6.1.
Op grond van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb wordt onder besluit verstaan een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. Met het begrip rechtshandeling wordt bedoeld een handeling die naar haar aard op rechtsgevolg is gericht. Op grond van artikel 8:1 van de Awb kan een belanghebbende tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter. Artikel 7:1, eerste lid, van de Awb bepaalt dat degene aan wie het recht is toegekend tegen een besluit beroep bij de bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen, tegen dat besluit bezwaar dient te maken.
6.2.
De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat het advies van de commandant niet is gericht op een rechtsgevolg. Er is niet beoogd om een wijziging aan te brengen in de rechtspositie van eiser. Met het advies van de commandant op zichzelf wordt iemand niet toe- of afgewezen voor de LAO. Het advies van de commandant (70%) is alleen samen met de uitslag van een capaciteitentest (30%) de basis voor de rangschikking van de kandidaten. Afhankelijk van het aantal beschikbare plaatsen worden de kandidaten met de hoogste score toegelaten. Pas dan volgt een toe- of afwijzingsbesluit. Het advies van de commandant is slechts een wegingsfactor in het selectieproces en leidt op zichzelf niet tot een bepaalde plaats op de ranglijst en in het verlengde hiervan tot een opleidingsplaats.
6.3.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat het scoringsformulier het karakter van een beoordeling draagt. Zoals verweerder heeft toegelicht, heeft het advies van de commandant, in tegenstelling tot een beoordeling, geen zelfstandige werking buiten het selectieproces. Er is geen sprake van een beoordeling van het functioneren van eiser die kan worden meegenomen bij andere rechtspositionele besluiten. De werking van het advies van de commandant is beperkt tot de voorbereiding van het besluit en is dan ook niet gelijk te stellen met een beoordeling. De jurisprudentie die eiser aanhaalt, leidt niet tot een ander oordeel, omdat het scoringsformulier niet het karakter van een beoordeling draagt.
6.4.
Verweerder heeft het bezwaar van eiser tegen het scoringsformulier daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Het bestreden besluit 2:
7. In het bestreden besluit 2 heeft verweerder de selectieprocedure voor de LAO en het gebruik van de rangschikkingslijst uitvoerig toegelicht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd waarom eiser niet tot de meest geschikte kandidaten behoort voor de LAO. In de niet onderbouwde stellingen van eiser in beroep, die zijn aan te merken als een herhaling van wat in bezwaar is aangevoerd en waarop verweerder in het bestreden besluit is ingegaan, ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen, nu hij niet heeft aangegeven wat aan de motivering in het bestreden besluit niet juist is.
7.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat zijn eindscore niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Zoals door verweerder in het bestreden besluit 2 is toegelicht is door de teamleider van eiser een concept ‘scoringsformulier LAO 2022’ opgemaakt. Dit concept is met eiser besproken. Op 5 augustus 2021 is het definitieve ‘scoringsformulier LAO 2022’ door de commandant vastgesteld en ondertekend, met een score van 107 punten. Dat eiser zou hebben gehoord dat aan hem in de conceptversie een hogere score zou zijn toegekend, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt of onderbouwd. Verweerder heeft eiser daarom niet in zijn vermoeden dat zijn score naar beneden is bijgesteld hoeven volgen.
7.2.
Ook volgt de rechtbank eiser niet in zijn betoog dat het 9-grid model is meegewogen in de ‘overall score’ op het scoringsformulier. Zoals verweerder in het bestreden besluit heeft toegelicht is het 9-grid model niet meegewogen in de ‘overall score’ op het scoringsformulier LAO 2022’, maar gebruikt voor het op gang brengen van gesprekken, het organiseren en borgen van een eenduidige en objectieve selectiewijze en het controleren van de ‘overall score’ in het ‘scoringsformulier LAO 2022’. Daarbij heeft verweerder toegelicht dat het 9-gridmodel slechts een middel is om de prestaties, talenten en potentieel van de kandidaten in kaart te brengen. De uitkomst van het ‘scoringsformulier LAO 2022’ is vergeleken met de score van het 9-gridmodel. Over eventuele verschillen kon worden overlegd tussen de teamleider en de commandant, zodat de ‘overall score’ van het ‘scoringsformulier LAO 2022’ zo objectief mogelijk wordt vastgesteld.
7.3.
Ook leidt wat eiser aanvoert over de cognitieve capaciteitentest niet tot een ander oordeel. Verweerder erkent dat in het bestreden besluit 2 per ongeluk bij de cognitieve capaciteitentest is aangegeven dat het gaat om een vijfpuntsschaal met 9 punten per uitkomst, terwijl dat een schaal met 30 punten per uitkomst moet zijn. Deze omissie in de toelichting op de puntentelling doet niet af aan het eindresultaat. Bovendien was eiser hierover al geïnformeerd bij email van 4 april 2022.
Toewijzende besluiten van drie collega’s
8. Wat betreft de bezwaren van eiser tegen de toewijzing of reservering van de opleidingsplaatsen in de LAO van drie collega’s van eiser stelt de rechtbank vast dat de besluiten van 1 december 2020, waarbij aan hen een (voorwaardelijke) toezegging voor een opleidingsplaats in de LAO is gedaan, inmiddels in rechte vast staan. Deze besluiten vormen de grondslag voor de toelatingsbesluiten van 14 december 2021. Nu niet in geschil is dat de besluiten van 1 december 2020 in rechte vast staan, gaat de rechtbank verder niet in op wat eiser hierover aanvoert. Daar komt bij dat ook als zou blijken dat ten onrechte aan één van deze collega’s een opleidingsplaats is toebedeeld, dit niet automatisch tot gevolg zou hebben dat eiser in dat geval voor deze opengevallen opleidingsplaats in aanmerking zou komen, gelet op zijn plaats op de rangschikkingslijst.
9. Van een motiveringsgebrek of van willekeur is de rechtbank daarom niet gebleken.
10. De rechtbank verklaart beide beroepen ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart beide beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van
mr.J.R. van Veen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Centrale Raad van Beroep, uitspraak van 28 maart 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:995.