ECLI:NL:RBDHA:2023:12072

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
23_4413
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen

Op 14 augustus 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiser, wonende in [woonplaats], en de Belastingdienst/Toeslagen als verweerder. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op zijn bezwaar tegen de definitieve compensatiebeschikking. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden en dat eiser verweerder in gebreke heeft gesteld. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep gegrond is, omdat verweerder niet tijdig heeft beslist op het verzoek van eiser.

De rechtbank heeft bepaald dat verweerder uiterlijk op 1 juli 2024 alsnog een besluit moet nemen. Tevens is de dwangsomregeling van toepassing, waarbij de rechtbank de dwangsom heeft vastgesteld op € 1.442,-, aangezien verweerder nog geen dwangsombeschikking heeft genomen. Daarnaast moet verweerder een rechterlijke dwangsom van € 100,- betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.

De rechtbank heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50, en moet het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van F.J.M. van den Berg, griffier, en is openbaar uitgesproken op 14 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4413

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. N. Kose-Albayrak),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op zijn bezwaar tegen de definitieve compensatiebeschikking.
Verweerder heeft de stukken en een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is. [2]
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft verweerder in gebreke gesteld en meer dan twee weken daarna beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn verzoek. Niet gebleken is dat verweerder alsnog heeft beslist op het verzoek.
4. Het beroep is kennelijk gegrond.
5. De dwangsomregeling als bedoeld in paragraaf 4.1.3.2 van de Awb is in deze zaak van toepassing. De maximale bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- is verbeurd, maar verweerder heeft nog geen dwangsombeschikking genomen. De rechtbank zal daarom met toepassing van artikel 8:55c van de Awb de dwangsom vaststellen op € 1.442,-.
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen op het verzoek van eiser, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen.
7. De rechtbank Midden-Nederland heeft in een uitspraak van 14 april 2023, ECLI:NL:RBMNE:2023:1702, onder uitgebreide motivering geoordeeld dat zij in beroepsprocedures vanwege niet tijdig beslissen in zaken van de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen voortaan zal bepalen dat de Belastingdienst/Toeslagen een nadere beslistermijn krijgt tot 1 juli 2024. De rechtbank verwijst naar de overwegingen in de genoemde uitspraak en neemt het daarop gebaseerde oordeel over. Dit betekent dat de Belastingdienst/Toeslagen een nadere beslistermijn krijgt tot 1 juli 2024. [3]
8. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid [4] dat verweerder een rechterlijke dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde beslistermijn overschrijdt. Daarbij geldt wel een maximum van € 15.000,-.
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5 (licht)). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en of er een dwangsom verschuldigd is.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- draagt verweerder op uiterlijk 1 juli 2024 alsnog een besluit bekend te maken op het bezwaar;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
F.J.M. van den Berg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
14 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
3.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
4.Beleid extra dwangsom zie www.rechtspraak.nl.