In deze zaak heeft eiseres, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, op 5 december 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft verweerder op 12 juni 2023 in gebreke gesteld en op 4 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft op 19 juli 2023 een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld kan worden met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van 90 dagen na ontvangst van de aanvraag is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank, waarin is geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel en stelt vast dat het dossier compleet is. Verweerder wordt opgedragen binnen vier weken na verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend te maken. Tevens wordt verweerder een dwangsom opgelegd van € 100,- per dag bij overschrijding van de termijn, met een maximum van € 7.500,-. De hoogte van de verbeurde dwangsom wordt vastgesteld op € 1.442,-. Verweerder wordt ook veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.