In deze zaak hebben twee eiseressen, van Syrische nationaliteit, op 19 april 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinslid bij hun referent in Nederland te verblijven. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseressen hebben verweerder op 28 februari 2023 in gebreke gesteld en vervolgens op 4 juli 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is verstreken en dat eiseressen rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Het beroep is gegrond verklaard, en de rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseressen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseressen tot een bedrag van € 418,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 184,-.