ECLI:NL:RBDHA:2023:12055

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.19359
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke uitspraak inzake machtiging tot voorlopig verblijf en dwangsom

In deze zaak hebben twee eiseressen, van Syrische nationaliteit, op 19 april 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als familie- of gezinslid bij hun referent in Nederland te verblijven. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseressen hebben verweerder op 28 februari 2023 in gebreke gesteld en vervolgens op 4 juli 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is verstreken en dat eiseressen rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Het beroep is gegrond verklaard, en de rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseressen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseressen tot een bedrag van € 418,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 184,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19359

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [v-nummer]
hierna gezamenlijk te noemen: eiseressen,
(gemachtigde: mr. L.M. Ligtvoet-van Tuijn),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseressen hebben op 19 april 2022 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Bij brief van 28 februari 2023 hebben eiseressen verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Eiseressen hebben vervolgens op 4 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Verweerder moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen (artikel 2u, eerste lid, Vw). Verweerder heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken, dat eiseressen verweerder rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken.
5. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
6. Omdat verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend en heeft dan ook geen bijzondere omstandigheden naar voren gebracht. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 8 juli 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1560) volgt dat bij het bepalen van de lengte van de nadere termijn de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. De rechter mag geen termijn stellen waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan die niet kan halen zonder onzorgvuldig te werk te gaan. De rechtbank is bekend met de grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen en bezwaarschriften in nareisprocedures bij verweerder. Daarom zal de rechtbank bepalen dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit bekend dient te maken op de aanvraag van eiseressen.
7. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
8. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die verweerder op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verschuldigd is. Eiseressen hebben verzocht deze dwangsom vast te stellen. Omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb, stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-.
9. In het geval van eiseressen gaat de rechtbank ervan uit dat er sprake is van samenhang tussen de aanvragen en dat in feite sprake is van één beslissing op aanvragen die genomen moet worden. Dit leidt ertoe dat er ook maar één dwangsom door verweerder betaald moet worden.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseressen gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eiseressen betaalde griffierecht aan hen vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseressen een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • stelt de hoogte van de door verweerder aan eiseressen verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 1.442,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseressen tot een bedrag van € 418,50;
  • bepaalt dat verweerder het door eiseressen betaalde griffierecht van €184,- moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.