In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een aanvullend terugkeerbesluit. Eiser, een Egyptische vreemdeling geboren op 17 november 1973, had eerder een asielaanvraag ingediend die op 13 juni 2019 was afgewezen. Dit besluit werd toen als een terugkeerbesluit beschouwd. Op 30 maart 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een brief gestuurd waarin het eerdere terugkeerbesluit werd aangevuld. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 27 juni 2023, terwijl de staatssecretaris zich wel liet vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de brief van 30 maart 2023 een besluit is dat gericht is op rechtsgevolg, omdat het niet alleen Egypte als land van terugkeer noemt, maar ook Turkije. De rechtbank concludeerde dat de motivering voor het noemen van Turkije als land van terugkeer onvoldoende was, aangezien er geen bewijs was dat eiser banden met Turkije had of daar vandaan kwam. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 837,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, in aanwezigheid van griffier mr. F. Aissa, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.