ECLI:NL:RBDHA:2021:17280

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2021
Publicatiedatum
26 juni 2023
Zaaknummer
NL19.14266
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Egyptische eiser op basis van politieke activiteiten en geloofwaardigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2021 uitspraak gedaan in het asielverzoek van een Egyptische eiser, die zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend. De eiser had zijn aanvraag gebaseerd op politieke activiteiten in Egypte en Nederland, maar de rechtbank oordeelde dat de verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de politieke activiteiten van de eiser in Egypte niet geloofwaardig achtte. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij door de Egyptische autoriteiten werd gezocht of dat hij een fundamentele politieke overtuiging had. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claims, zoals deelname aan demonstraties en het plaatsen van berichten op sociale media. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet kon worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag, omdat hij niet aannemelijk had gemaakt dat hij bij terugkeer naar Egypte een reëel risico op ernstige schade zou lopen. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees de aanvraag af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL19.14266

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser, V-nummer [v-nummer]

(gemachtigde: mr. R. Roelofsen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Singh).

ProcesverloopBij besluit van 13 juni 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) afgewezen.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij brief van 10 maart 2020 heeft verweerder de rechtbank om aanhouding van het beroep verzocht om Bureau Documenten de gelegenheid te geven de in beroep overgelegde documenten te onderzoeken en de reeds onderzochte documenten opnieuw te onderzoeken en om eiser aanvullend te horen over wat hij in beroep heeft aangevoerd.
De rechtbank heeft het verzoek om aanhouding op 13 maart 2020 toegewezen.
Eiser is op 29 juli 2020 aanvullend gehoord.
Bij besluit van 30 november 2020 (het aanvullend besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser opnieuw afgewezen.
Eiser heeft aanvullende gronden van beroep ingediend.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 29 maart 2021. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is M. Chaker als tolk ter zitting verschenen.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1973 en heeft de Egyptische nationaliteit. Hij heeft op 16 januari 2018 de onderhavige aanvraag ingediend.
2. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser – samengevat weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd.
Asielmotieven in het nader gehoor
2.1.
Als importeur/exporteur van agrarische producten heeft eiser door heel Egypte gereisd. Tijdens zijn reizen heeft eiser gesproken met mensen in dorpen over de militaire coup en de Moslimbroederschap om de leugens van de media te verwerpen. In het dorp [plaats] heeft eiser gesproken met winkeleigenaar [naam 1] over de nadelen van het regime. Een dag hierna is [naam 1] opgepakt op verdenking van politieke activiteiten. Verder heeft eiser deelgenomen aan demonstraties (sit-ins) op Rabaa Al Aldawiya om steun te betuigen aan de gekozen president Mohamed Morsi. Vanwege zijn politieke activiteiten heeft eiser drie keer een vonnis ontvangen en twee keer gevangen gezeten. Ook is hij bij een controlepost twee keer tegengehouden, waarna hij in bewaring werd gesteld. Nadat hij erachter kwam dat de veiligheidsdienst een signalering voor hem heeft uitgevaardigd, heeft eiser besloten Egypte te verlaten.
Asielmotieven in beroep
2.2.
In beroep heeft eiser naar voren gebracht dat hij in Nederland is doorgegaan met zijn politieke activiteiten en heeft deelgenomen aan diverse demonstraties op de Dam in Amsterdam en voor de Egyptische ambassade in Den Haag. Van zijn deelname aan deze demonstraties is beeldmateriaal gemaakt, dat op verschillende media te zien is geweest. Ook is eiser actief op sociale media. Volgens eiser houden de Egyptische autoriteiten de activiteiten van Egyptenaren in de diaspora nauw in de gaten. Aangezien hij bij de demonstraties meermaals herkenbaar in beeld is geweest, staat hij in de negatieve aandacht van de Egyptische autoriteiten. Bij terugkeer vreest eiser dan ook vervolgd te worden vanwege zijn politieke activiteiten dan wel een reëel risico op ernstige schade te lopen.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiser op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 afgewezen als ongegrond en heeft daaraan het volgende ten grondslag gelegd.
Afwijzing in het bestreden besluit
3.1.
Verweerder heeft de volgende elementen in het asielrelaas van eiser als relevant gekwalificeerd:
identiteit, nationaliteit en herkomst;
politieke activiteiten;
gevolgen van de politieke activiteiten;
3.2.
Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. De verklaringen van eiser over de politieke activiteiten die hij in Egypte heeft verricht en de gevolgen van deze activiteiten heeft verweerder echter niet geloofwaardig geacht.
3.3.
Eiser kan volgens verweerder niet aangemerkt worden als vluchteling in de zin van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 1951 (Trb. 1954, 88), zoals gewijzigd bij Protocol van New York van 1967 (Trb. 1967, 76), (het Vluchtelingenverdrag) en heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade loopt.
Afwijzing in het aanvullend besluit
3.4.
Verweerder heeft in aanvulling op het bestreden besluit de volgende elementen in het asielrelaas van eiser als relevant gekwalificeerd:
4. politieke activiteiten in Nederland;
5. problemen als gevolg van het verrichten van politieke activiteiten in Nederland.
3.5.
Verweerder heeft geloofwaardig geacht dat eiser in Nederland politieke activiteiten heeft verricht, maar heeft niet gevolgd dat eiser als gevolg van het verrichten van deze activiteiten problemen zal ondervinden in Egypte.
3.6.
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser niet kan worden aangemerkt als vluchteling in de zin van het Vluchtelingenverdrag, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een fundamentele politieke overtuiging heeft. Ook heeft eiser volgens verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de Egyptische autoriteiten op de hoogte zijn van de door hem in Nederland verrichte activiteiten. Nu er bij eiser geen sprake is van een fundamentele overtuiging, mag volgens verweerder van eiser ten aanzien van diens politieke activiteiten terughoudendheid worden verwacht bij een terugkeer naar Egypte. Tot slot meent verweerder dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade loopt.
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
4. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit – zoals gewijzigd met het aanvullend besluit – en heeft hiertoe – samengevat weergegeven – aangevoerd dat verweerder zijn politieke activiteiten in Egypte ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. In dit verband voert eiser aan dat verweerder hem ten onrechte heeft tegengeworpen dat hij niet de exacte dagen kan aangeven waarop hij heeft deelgenomen aan de stakingen. Uit het FMMU-rapport komt naar voren dat hij moeite heeft om exacte data van gebeurtenissen te plaatsen en dat hij last heeft van wisselende concentratie. Voorts voert eiser aan dat verweerder de gevolgen van zijn politieke activiteiten in Egypte ook ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Van een probleemloze of legale uitreis uit Egypte is volgens hem geen sprake geweest, nu zijn broer een ambtenaar heeft omgekocht om het signaleringssysteem tijdelijk uit te schakelen. Ter onderbouwing van zijn relaas heeft eiser een groot aantal stukken overgelegd.
Wat is het oordeel van de rechtbank over het bestreden besluit?
5. De rechtbank overweegt als volgt.
De politieke activiteiten in Egypte
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat het aanvullend besluit van 30 november 2020 moet worden beschouwd als een besluit zoals bedoeld in artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, nu het bestreden besluit hiermee is gewijzigd. Dat betekent dat het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van rechtswege mede betrekking heeft op het aanvullend besluit.
5.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser in Egypte politieke activiteiten heeft verricht. Daarbij is van belang dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over wat zich heeft voorgedaan in de winkel van [naam 1] . Eiser heeft aanvankelijk verklaard met de winkeleigenaar te hebben gesproken over de nadelen van het regime, maar heeft vervolgens verklaard niet met [naam 1] zelf gesproken te hebben maar met andere mensen in de winkel. In de zienswijze voegt eiser hieraan een derde verklaring toe, namelijk dat er een (boeren)bijeenkomst in de winkel van [naam 1] plaatsvond, waarbij hij een voorlichting heeft gegeven. Verweerder heeft eiser verder niet ten onrechte tegengeworpen dat hij over zijn politieke overtuiging bevreemdingwekkend heeft verklaard. Eiser heeft enerzijds verklaard geen lid te zijn (geweest) van de Moslimbroederschap, het niet eens te zijn met hun standpunten en geen islamitische regering te willen omdat dit schadelijk is voor de samenleving. Anderzijds heeft eiser echter verklaard dat hij het in de gesprekken met de boeren opnam voor de Moslimbroederschap en zelfs heeft deelgenomen aan stakingen (sit-ins) om steun te betuigen aan Mohamed Morsi, de voormalig president en leider van de Moslimbroederschap. Ook zou hij op hem gestemd hebben. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser zijn politieke overtuiging onvoldoende heeft gepreciseerd en hierover oppervlakkig heeft verklaard. Met zijn verklaringen dat hij met mensen praatte over de rol van de media, de coup door het leger, het handelen van de Moslimbroederschap en de nadelen van het huidige regime, blijft eiser erg algemeen en vaag. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiser met deze verklaringen geen blijk heeft gegeven van een fundamentele politieke overtuiging. Ook over de deelname aan de stakingen (sit-ins) in Rabaa Al Aldawiya heeft eiser, zoals verweerder niet ten onrechte stelt, vage en summiere verklaringen afgelegd. De verklaring van eiser dat mensen zich op het plein verzamelden en daar voor langere periode bleven, heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Over zijn eigen activiteiten op het plein heeft eiser verklaard dat hij gedurende twee dagen bij de staking aanwezig was en op een podium stond. Ter zitting heeft eiser echter verklaard dat hij twee keer per week, in totaal elf keer, aan de stakingen heeft deelgenomen. De verklaring van eiser ter zitting komt niet overeen met wat hij eerder heeft verklaard. Dit doet af aan de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiser over zijn deelname aan de stakingen. Tot slot heeft verweerder in redelijkheid van eiser mogen verwachten dat hij nauwkeurig had kunnen benoemen op welke datum hij aan de stakingen heeft deelgenomen. Hoewel uit het FMMU-advies volgt dat eiser moeite heeft om exacte data van gebeurtenissen te plaatsen, heeft hij tijdens het nader gehoor van andere gebeurtenissen, zoals de huisbezoeken en de datum van zijn vrijlating, wel uit zichzelf exacte data gegeven.
De gevolgen van de politieke activiteiten in Egypte
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder ook de verklaringen van eiser over de gevolgen van zijn politieke activiteiten niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Daarbij is allereerst van belang dat verweerder niet heeft gevolgd dat eiser in Egypte politieke activiteiten heeft verricht. Verder heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat de verklaringen van eiser over zijn reis uit Egypte afbreuk doen aan de geloofwaardigheid van dit element. Verweerder heeft niet ten onrechte niet gevolgd dat eiser, indien hij de door hem naar voren gebrachte problemen met de autoriteiten zou hebben ondervonden, een Schengenvisum heeft kunnen aanvragen en vervolgens via de luchthaven met zijn eigen paspoort probleemloos heeft kunnen uitreizen. Deze gang van zaken duidt er niet op dat eiser in de negatieve belangstelling van de Egyptische autoriteiten staat. De stelling van eiser in zijn zienswijze en in beroep dat hij niet legaal is uitgereisd, omdat zijn broer een ambtenaar op het vliegveld zou hebben omgekocht om zijn signalering tijdelijk op te schorten, heeft verweerder niet hoeven volgen. Deze verklaring over de uitreis van eiser komt niet overeen met de eerder door hem afgelegde verklaringen tijdens zijn eerste gehoor. Met de in beroep overgelegde stukken heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat hij Egypte via omkoping heeft verlaten. De omstandigheid dat uit de emailconversatie van Vluchtelingenwerk met Human Rights Watch (HRW) van 3 oktober 2019 en het overgelegde vertaalde nieuwsbericht naar voren komt dat werknemers van luchtvaartmaatschappijen voor smeergeld reizen van Egypte naar het buitenland vergemakkelijken en dat het mogelijk is om een senior ambtenaar te vinden die een oogje wil toeknijpen op het vliegveld door geld of vanwege connecties, maakt op zichzelf nog niet dat eiser daarmee aannemelijk heeft gemaakt dat hij zelf op illegale wijze het land heeft verlaten. Dit blijkt ook niet uit de overgelegde verwijzingen naar websites, nu de rechtbank twee van deze verwijzingen niet heeft kunnen openen en de website waarnaar de derde verwijzing leidt, verwijst naar de startpagina van een Arabische nieuwswebsite. Uit de reactie van Egypte-expert Hugh Miles in oktober 2019 aan VluchtelingenWerk Nederland komt naar voren dat het mogelijk is dat iemand op wie een arrest warrant van toepassing is toch legaal Egypte verlaat omdat een arrest warrant niet automatisch ook een reisverbod inhoudt. Dit maakt echter nog niet dat niet bevreemdend is dat eiser met zijn eigen paspoort langs de grenscontrole heeft kunnen gaan, terwijl hij volgens zijn eigen verklaringen gesignaleerd staat en bij iedere checkpost wordt staande gehouden.
Het onderzoek van Bureau Documenten
5.4.
In de verklaring van onderzoek van 10 april 2020 heeft Bureau Documenten geconcludeerd dat geen uitspraak kan worden gedaan over de echtheid, de opmaak en afgifte van de overgelegde processen-verbaal en de verklaringen (uit het delictenregister) in verband met het ontbreken van (voldoende) betrouwbaar vergelijkings-/referentiemateriaal en dat niet kan worden vastgesteld of deze documenten inhoudelijk juist zijn. Gelet op vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zoals de uitspraken van 3 juni 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:1768) en 3 februari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:258), is een door Bureau Documenten opgestelde verklaring van onderzoek een deskundigenadvies aan verweerder ten behoeve van de uitvoering van zijn bevoegdheden, waarvan hij in beginsel mag uitgaan. Verweerder heeft bovendien vraagtekens gezet bij de echtheid van de overgelegde documenten. Verweerder heeft erop gewezen dat de documenten geen logo bevatten, de stempels vaak niet goed leesbaar zijn en dat de variabele gegevens op de documenten met de hand zijn aangebracht.
5.5.
Eiser heeft in beroep een verklaring van de Arab Organisation for Human Rights in UK (AOHR UK) van 24 juni 2019 overgelegd. In deze verklaring wordt de authenticiteit van de naar deze organisatie gestuurde documenten bevestigd. Hiervoor stelt AOHR UK gecertificeerde advocaten in Egypte te hebben geconsulteerd. Echter, uit deze verklaring kan de rechtbank niet afleiden welke documenten aan AOHR UK zijn aangeboden en blijkt ook niet dat de toegezonden documenten door deskundigen forensisch zijn onderzocht. Tevens wordt in deze verklaring niet toegelicht en niet nader onderbouwd aan welke advocaten de documenten ter consultatie zijn voorgelegd. Om die reden kan aan de verklaring van AOHR UK niet de waarde toekomen die eiser hieraan gehecht wenst te zien. De enkele stelling van AOHR UK dat de documenten authentiek zijn – zonder nadere motivering en onderbouwing – acht de rechtbank onvoldoende om van de authenticiteit van de documenten uit te gaan.
5.6.
In beroep heeft eiser rapporten van het Deutsches Orient-Institut van 1 augustus 2019 en 17 maart 2021 ingebracht. In het eerste rapport is neergelegd dat de structuur en lay-out van de overgelegde verklaringen (uit het delictenregister) lijken op die door de Egyptische autoriteiten gebruikt worden, dat het normaal is dat gedeelten van de verklaringen handgeschreven worden ingevuld en dat kleine grammaticale vergissingen daarbij geenszins duiden op namaak of vervalsing. In het tweede rapport zijn twee aanvullende verklaringen uit het delictenregister bestudeerd en wordt in aanvulling op wat in het eerdere rapport is neergelegd, geconcludeerd dat de persoonlijke informatie in de documenten overeenkomt met de informatie die wordt opgenomen in dergelijke documenten in Egypte. Verder worden drie verschillen tussen de twee verklaringen gesignaleerd. De rechtbank overweegt dat deze rapporten, in tegenstelling tot wat eiser betoogt, niet kunnen worden aangemerkt als contra-expertises naar de echtheid en authenticiteit van de verklaringen (uit het delictenregister). Verweerder wijst er in het verweerschrift terecht op dat het Deutsches Orient-Institut in zijn rapporten expliciet heeft vermeld dat de aangeleverde documenten niet zijn beoordeeld op echtheid door een forensische analyse, maar dat slechts naar de inhoud van de documenten is gekeken. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met deze rapporten dan ook niet aangetoond dat de door hem overgelegde verklaringen (uit het delictenregister) echt en authentiek zijn en dat van de inhoud ervan moet worden uitgegaan.
5.7.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser ook niet anderszins aannemelijk gemaakt dat de verklaring van onderzoek van Bureau Documenten van 10 april 2020 onzorgvuldig tot stand is gekomen of naar zijn inhoud niet inzichtelijk en/of concludent is. Verweerder is dan ook terecht van het onderzoek van Bureau Documenten uitgegaan en heeft zich op het standpunt mogen stellen dat eiser de problemen die hij in Egypte stelt te hebben ondervonden niet met documenten heeft onderbouwd.
De overige overgelegde documenten
5.8.
Bij zijn beroepsgronden van 17 juli 2019 heeft eiser twee borgtochtdocumenten met bijhorende vertalingen overgelegd. Deze documenten zijn – gelet op de verklaring van 10 april 2020 – niet door Bureau Documenten op echtheid en authenticiteit onderzocht. De rechtbank ziet geen aanleiding verweerder alsnog op te dragen deze documenten te laten onderzoeken. Daartoe overweegt de rechtbank dat niet is gebleken dat deze documenten op de persoon van eiser zien. Uit de vertaling blijkt dat in de documenten wordt gesproken over “ [naam 2] en [naam 3] [onduidelijk] zoon van [naam 2] [onduidelijk].” De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling ter zitting dat duidelijk is dat het hier om hem gaat. Al zou eiser gevolgd worden in zijn verklaring dat het verschil in schrijfwijze van zijn naam gelegen is in de vertaling vanuit het Arabisch, dan wordt op deze documenten nog altijd niet de volledige naam van eiser vermeld. Niet duidelijk is daarom dat de documenten op eiser persoonlijk betrekking hebben en niet op iemand anders, bijvoorbeeld op een familielid van eiser. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser met deze documenten dan ook niet onderbouwd dat hij op borgtocht is vrijgelaten.
5.9.
Met de bij zijn beroepsgronden van 17 juli 2019 overgelegde WhatsApp-berichten en berichten van YouTube met bijhorende vertalingen, heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank ook niet onderbouwd dat hij persoonlijk gezocht wordt door de Egyptische autoriteiten. Uit de overgelegde chatberichten kan de rechtbank niet afleiden van wie deze berichten afkomstig zijn en evenmin dat deze berichten gericht zijn aan eiser. Bij de berichten staan de namen van de afzender en de geadresseerde immers niet vermeld.
5.10.
De omstandigheid dat demonstreren zonder vergunning in Egypte strafbaar is en dit strafbare feit ook wordt tegengeworpen aan mensen die ter herdenking van de revolutie hebben gedemonstreerd, waartoe eiser verwijst naar een citaat van 28 juni 2018 van Akhbarelyom.com, maakt nog niet dat eiser hiermee aannemelijk heeft gemaakt dat hij persoonlijk strafbaar heeft gehandeld. Verweerder heeft immers niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser in Egypte tegen het regime heeft gedemonstreerd of andere politieke activiteiten heeft verricht. Reeds hierom ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat eiser in Egypte vervolgd wordt, omdat hij in Egypte zonder vergunning zou hebben gedemonstreerd.
5.11.
Hoewel eiser met het overleggen van een uittreksel uit het handelsregister met vertaling zou kunnen onderbouwen dat hij in Egypte een agrarisch import- en exportbedrijf heeft gehad, onderbouwt hij met dit uittreksel zijn asielrelaas niet verder. De enkele omstandigheid dat eiser een handelsbedrijf had, maakt immers nog niet dat daarmee ook aannemelijk is dat eiser – zoals hij stelt – in de dorpen waar hij voor zijn werk kwam zijn politieke mening heeft verkondigd. Nu eiser niet heeft verklaard dat hij vanwege het verrichten van economische activiteiten problemen heeft ondervonden in Egypte, heeft hij met het overleggen van dit uittreksel niet aannemelijk gemaakt een gegronde vrees voor vervolging te hebben of een reëel risico op ernstige schade te lopen bij terugkeer naar Egypte.
5.12.
De rechtbank overweegt dat uit het door eiser overgelegde Compleet Patiëntdossier, geprint op 9 juli 2019, naar voren komt dat eiser gespannen is en last heeft van nachtmerries. Het gegeven dat eiser medische klachten heeft en stelt dat hij last heeft van herbelevingen van zijn periode in gevangenschap, maakt op zichzelf nog niet dat zijn asielrelaas geloofwaardig is. In het patiëntdossier zijn immers de verklaringen van eiser zelf over zijn problemen in Egypte door medewerkers van het GZA genoteerd. Eiser heeft met het overleggen van dit dossier niet onderbouwd dat zijn medische klachten hun oorzaak vinden in het door hem naar voren gebrachte asielrelaas. Het medisch dossier kan daarom niet ter onderbouwing van eisers asielrelaas dienen.
Waarom is eiser het niet eens met het aanvullend besluit?
6. Eiser kan zich ook niet verenigen met het aanvullend besluit en heeft hiertoe – samengevat weergegeven – aangevoerd dat hij herkenbaar is op de beelden van demonstraties in Nederland en dat hij slechts bij één demonstratie zijn gezicht bedekt heeft. Eiser meent dat hij op grond van de beelden ook geïdentificeerd kan worden door de Egyptische autoriteiten en stelt dat er naar aanleiding van de demonstratie voor de Egyptische ambassade op 30 september 2019 navraag naar hem is gedaan. Eiser bestrijdt dat hij hierover algemeen en summier heeft verklaard. Eiser meent voorts dat wel sprake is van een doorlopend geheel van Facebook-berichten van 2013 tot heden en stelt zich op het standpunt dat hij aannemelijk heeft gemaakt dat de Egyptische autoriteiten van zijn berichten op de hoogte zijn. Eiser overlegt hiertoe vertalingen van enkele berichten. Eiser wijst daarbij in het bijzonder op beelden van de demonstratie op 26 september 2020. Volgens eiser had verweerder deze demonstratie in zijn beoordeling moeten betrekken en hem hierover aanvullend moeten horen. Eiser betoogt verder dat hij wel voldoende aannemelijk heeft verklaard over zijn fundamentele politieke overtuiging. Tot slot heeft eiser een Legal Deposition van de directeur van El-Shehab Center for Human Rights overgelegd en verwezen naar een groot aantal rapporten. Hieruit blijkt volgens eiser dat niet alleen prominente dissidenten een risico lopen bij terugkeer naar Egypte, maar dat dit risico er ook is voor doorsnee demonstranten.
Wat is het oordeel van de rechtbank over het aanvullend besluit?
7. De rechtbank overweegt als volgt.
Problemen als gevolg van de deelname aan demonstraties in Nederland
7.1.
De rechtbank stelt vast dat verweerder geloofwaardig heeft geacht dat eiser in Nederland heeft deelgenomen aan een congres van de Egyptische oppositie in Europa en aan diverse demonstraties. Partijen zijn echter verdeeld over de vraag of eiser op de beelden die van deze demonstraties zijn gemaakt herkenbaar is. Verweerder stelt terecht dat uit de overgelegde foto’s blijkt dat eiser tijdens een aantal demonstraties een zonnebril droeg en een capuchon op had. Daarentegen heeft eiser ook foto’s overgelegd van demonstraties, waarbij hij geen bril droeg en zijn haar niet bedekt had. Hoewel de beeldkwaliteit van diverse foto’s te wensen overlaat, zijn er wel degelijk foto’s overgelegd waarop eiser herkenbaar in beeld is. Gelet hierop volgt de rechtbank verweerder niet in zijn standpunt dat eiser niet duidelijk herkenbaar in beeld is geweest bij de demonstraties, waaraan hij in Nederland heeft deelgenomen.
7.2.
Naar het oordeel van de rechtbank betekent de enkele omstandigheid dat eiser herkenbaar is op beelden van demonstraties echter nog niet dat hij door de Egyptische autoriteiten ook geïdentificeerd is als deelnemer aan deze demonstraties. Hoewel eiser verwijst naar een groot aantal nieuwssites waarop aandacht zou zijn besteed aan de demonstraties tegen de Egyptische autoriteiten in Nederland, is de rechtbank niet gebleken dat eiser met naam en toenaam is genoemd bij de beelden van de demonstraties. De rechtbank acht van belang dat eiser in beroep niet langer stelt dat hij is geïnterviewd door Al-Jazeerah op 25 januari 2020, zoals hij eerder wel heeft verklaard. Eiser stelt dat er enkel beelden van de demonstratie zijn uitgezonden op Al-Jazeerah en dat hij hierop met een spandoek met leuzen in beeld is geweest. Eiser heeft echter geen concrete aanwijzingen naar voren gebracht, waaruit blijkt dat de Egyptische autoriteiten ervan op de hoogte zijn dat hij heeft deelgenomen aan demonstraties tegen het regime. De verklaring van eiser dat mensen van de ambassade bij een van de demonstraties aanwezig waren en foto’s van de aanwezigen hebben gemaakt, acht de rechtbank hiertoe onvoldoende, nu eiser slechts vermoedt dat dit het geval is geweest op grond van wat hij achteraf van anderen heeft gehoord. Eiser heeft verklaard dat hij de medewerkers zelf niet heeft gezien.
7.3.
Verweerder heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser ook niet met stukken, zoals een arrestatiebevel, heeft onderbouwd dat de Egyptische autoriteiten op dit moment naar hem op zoek zijn. Hoewel eiser heeft verklaard dat politieagenten navraag naar hem hebben gedaan naar aanleiding van het interview op Al-Jazeerah, heeft eiser deze stelling niet onderbouwd met het overleggen van de gespreksopname tussen zijn broer en zijn buurman en de WhatsApp-berichten van zijn broer. Daarbij heeft verweerder van belang mogen achten dat het hier niet gaat om objectieve informatie, nu de informatie afkomstig is van familieleden en kennissen van eiser.
7.4.
Verweerder heeft zich bovendien niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser deze gebeurtenis ook niet met zijn verklaringen aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft eiser mogen tegenwerpen dat hij algemeen en summier heeft verklaard over het gestelde bezoek van de agenten. De omstandigheid dat eiser er zelf niet bij aanwezig was, maakt nog niet dat van hem op dit punt niet meer gedetailleerde verklaringen mogen worden verwacht. Verder doet de stelling van eiser in beroep dat hij niet is geïnterviewd op Al-Jazeerah afbreuk aan de geloofwaardigheid van zijn verklaring dat er naar aanleiding van dit interview in Egypte navraag naar hem is gedaan door de politie. De gestelde aanleiding van de navraag door de politie kan, gelet hierop, immers niet langer worden gevolgd.
7.5.
Eiser stelt terecht dat de ex nunc toetsing in asielzaken meebrengt dat ook de demonstratie van 26 september 2020 in de beoordeling van zijn asielaanvraag moet worden betrokken. Dit betekent echter nog niet dat eiser hierover ook aanvullend gehoord dient te worden. Daarbij acht de rechtbank van belang dat eiser in zijn aanvullend gehoor uitvoerig gehoord is over zijn politieke activiteiten in Nederland. Verweerder heeft de verklaringen van eiser beoordeeld en heeft geloofwaardig geacht dat eiser heeft deelgenomen aan demonstraties in Nederland. Volgens verweerder volgt uit de deelname aan demonstraties op zichzelf echter nog niet dat de autoriteiten van eisers politieke activiteiten in Nederland op de hoogte zijn of zullen komen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dit met het overleggen van links van berichtgeving over de demonstratie op 26 september 2020 nog altijd niet aannemelijk gemaakt, nu hij in de informatie over deze demonstratie niet genoemd wordt.
Problemen als gevolg van het plaatsen van berichten op Facebook
7.6.
Eiser heeft in beroep een aantal (vertalingen van) berichten op zijn Facebookpagina overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet aannemelijk is geworden dat eiser als gevolg van zijn berichten op Facebook problemen met de Egyptische autoriteiten heeft ondervonden. Van belang hierbij is dat enkele van de overgelegde berichten dateren van enkele jaren vóór het vertrek van eiser uit Egypte en dat niet gebleken is dat hij als gevolg hiervan in Egypte problemen met de autoriteiten heeft ondervonden. Ook heeft het plaatsen van deze berichten hem niet verhinderd legaal en gecontroleerd het land te verlaten. Eiser heeft ook niet gewezen op concrete aanwijzingen, waaruit naar voren komt dat de Egyptische autoriteiten bekend zijn of zullen worden met de door hem geplaatste Facebookberichten en dat hij hierdoor bij hen in de negatieve belangstelling staat of zal komen te staan.
Fundamentele politieke overtuiging
7.7.
Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een fundamentele politieke overtuiging heeft ontwikkeld. Zoals in rechtsoverweging 5.2. is overwogen, heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij reeds in Egypte politieke activiteiten heeft verricht en dat niet is gebleken dat bij eiser destijds sprake was van een fundamentele politieke overtuiging. Met het enkel verrichten van politieke activiteiten in Nederland heeft eiser nog niet aannemelijk gemaakt dat inmiddels wel sprake is van een fundamentele politieke overtuiging. Daarvoor dient eiser met zijn verklaringen aannemelijk te maken dat hij deze activiteiten vanuit een innerlijke politieke overtuiging heeft verricht. Er dient sprake te zijn van een overtuiging die zo fundamenteel is voor zijn identiteit of morele integriteit dat niet mag worden gevraagd dat hij deze opgeeft. Verweerder stelt niet ten onrechte dat eiser in zijn aanvullend gehoor algemeen en oppervlakkig heeft verklaard over zijn beweegredenen om in Nederland deel te nemen aan demonstraties. De verklaringen van eiser over politieke gevangenen, de militairen die aan de macht zijn, het vertrek van de president en willekeurige arrestaties heeft verweerder te algemeen en van onvoldoende diepgang mogen achten. Nu niet aannemelijk is dat sprake is van een fundamentele overtuiging bij eiser, heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat van eiser bij terugkeer naar Egypte verwacht mag worden dat hij zich terughoudend opstelt.
Vrees bij terugkeer vanwege het verrichten van politieke activiteiten in Nederland
7.8.
Zoals hiervoor reeds is overwogen, heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij persoonlijk in de negatieve belangstelling van de Egyptische autoriteiten is komen te staan vanwege zijn activiteiten in Nederland. Daartoe is allereerst van belang geacht dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij geïdentificeerd is naar aanleiding van zijn deelname aan demonstraties. Voorts blijkt uit de verklaringen van eiser niet dat hij bij de demonstraties een prominente rol heeft gehad. Verweerder heeft zich in het aanvullend besluit op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat de Egyptische autoriteiten actief naar eiser als opposant van geringe status op zoek zouden zijn.
7.9.
Eiser kan zich hiermee niet verenigen en stelt dat niet alleen prominente dissidenten maar ook doorsnee demonstranten te vrezen hebben bij terugkeer naar Egypte. In beroep verwijst eiser hiervoor naar een groot aantal documenten, namelijk:
- ‘ Human Rights in Egypt in the Universal Periodic Review of the Human Rights Council - UPR’, van 13 november 2019;
- een verzameling van algemene rapporten door VluchtelingenWerk Nederland over de situatie in Egypte;
- de Resolutie van het Europees Parlement van 18 december 2020 over de verslechterende mensenrechtensituatie in Egypte, in het bijzonder de zaak van de activisten van het Egyptisch initiatief voor persoonlijke rechten, van 18 december 2020;
- HRW ‘World Report 2021: Egypt. Events of 2020’, van 25 januari 2021;
- El-Shehab Center for Human Rights Report 2020 ‘Human Rights Landscape in Egypt’;
- HRW ‘Egypt: Deported dissidents Missing’, van 4 april 2019;
- HRW ‘Egypt: Families of Dissidents Targeted’, van 19 november 2019;
- Amnesty International ‘Een ongekende hardhandige campagne in Egypte en oneerlijke processen’;
- Gezamenlijke Verklaring van de United Nations Human Rights Council over de mensenrechtensituatie in Egypte van 12 maart 2021;
- Middle East Eye ‘Egyptian man returns to Australia after jailing in Egypt over Facebook post’, van 30 november 2020.
7.10.
In het verweerschrift verwijst verweerder naar het rapport van het Australische Department of Foreign Affairs and Trade (DFAT) van 19 mei 2017, waarin staat dat de Egyptische ambassade of andere Egyptische functionarissen meestal kennisnemen van politieke activiteiten die in het buitenland tegen het regime worden uitgevoerd, maar dat zij hier enkel in high profile zaken gevolgen aan verbinden. Politieke activisten met een lager profiel kunnen volgens dit rapport worden ondervraagd bij terugkeer, maar het is onwaarschijnlijk dat zij worden vastgehouden of worden mishandeld. Volgens verweerder volgt hieruit dat niet iedere doorsnee demonstrant vanwege zijn deelname aan demonstraties tegen het Egyptische regime bij terugkeer naar Egypte een reëel risico op ernstige schade loopt. Om die reden is niet op voorhand aannemelijk dat eiser vanwege zijn deelname aan demonstraties in Nederland en het plaatsen van berichten op Facebook te vrezen heeft bij terugkeer.
7.11.
Verweerder stelt zich verder op het standpunt dat uit de door eiser in beroep overgelegde rapporten ook niet blijkt dat iedereen die al dan niet in het buitenland enige vorm van kritiek uit op het regime in de negatieve aandacht van de Egyptische autoriteiten staat en hierdoor te vrezen heeft bij terugkeer. De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt. Hoewel uit de door eiser overgelegde stukken het algemene beeld oprijst dat de Egyptische autoriteiten journalisten, dissidenten, demonstranten, politieke activisten en verdedigers van mensenrechten (en hun familieleden) arresteren en lastigvallen, het internet censureren en kritische activiteiten van Egyptenaren in het buitenland monitoren, rechtvaardigt dit niet de conclusie dat eiser vanwege zijn politieke activiteiten in Nederland problemen zal ondervinden bij terugkeer. Verweerder heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser aangemerkt moet worden als een activist van geringe status, nu niet is gebleken dat hij bij de demonstraties waaraan hij heeft deelgenomen een leidende rol heeft gehad. De door eiser geuite vermoedens over wat hem bij terugkeer te wachten staat, heeft hij met de door hem overgelegde (nieuws)artikelen en rapporten niet aannemelijk gemaakt. De omstandigheid dat de bronnen waarnaar eiser heeft verwezen van recenter datum zijn dan het rapport van DFAT waar verweerder vanuit gaat, maakt op zichzelf nog niet dat laatstgenoemd rapport verouderd en daarom niet langer bruikbaar is.
7.12.
Aan het door eiser overgelegde Duitse nieuwsbericht waarin staat dat de Duitse autoriteiten vermoeden dat Egypte mensen rekruteert als spion, kent de rechtbank niet het door eiser gewenste gewicht toe. Zelfs als hierin een aanwijzing wordt gezien dat dit in Nederland ook zou gebeuren – zoals eiser betoogt – en dat de Egyptische autoriteiten daarom demonstraties in het buitenland nauwlettend zouden volgen, betekent dit nog niet dat eiser persoonlijk ook bij de Egyptische autoriteiten bekend is geraakt en bij hen in de negatieve belangstelling staat.
7.13.
Wat betreft de overgelegde verklaring van de directeur van El-Shehab Center for Human Rights overweegt de rechtbank dat eiser ook hiermee niet aannemelijk heeft gemaakt bij terugkeer naar Egypte een reëel risico op ernstige schade te lopen. Daarbij is van belang dat, zoals verweerder terecht stelt in het verweerschrift, deze verklaring is gebaseerd op hetgeen eiser zelf heeft verklaard over zijn deelname aan een demonstratie in 2013. Dit document kan dan ook niet als objectieve bron worden aangemerkt.
7.14.
Het voorgaande brengt de rechtbank tot de slotsom dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn politieke activiteiten in Nederland problemen zal ondervinden van de zijde van de Egyptische autoriteiten en bij terugkeer een reëel risico op ernstige schade zal lopen.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. de Winter, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.C. de Grauw, griffier.
Deze uitspraak is in het openbaar gedaan en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.