ECLI:NL:RBDHA:2023:12041

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
11 augustus 2023
Zaaknummer
C/09/649806 / KG ZA 23-542
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van ontruiming in kort geding na bestuurlijke sluiting van woning wegens drugsvondst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 juli 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen STEDAM BEWIND B.V., in haar hoedanigheid van bewindvoerder, en STICHTING HOF WONEN. De eisende partij, vertegenwoordigd door mr. H.F.C. Hoogendoorn, vorderde schorsing van de ontruiming van een woning die was bevolen in een eerder vonnis van 27 juni 2023. Dit eerdere vonnis was gebaseerd op een besluit van de burgemeester van Den Haag tot sluiting van de woning wegens drugsvondsten. De voorzieningenrechter heeft de vordering van de eisende partij afgewezen, waarbij hij oordeelde dat de belangen van de gedaagde partij, Hof Wonen, zwaarder wogen dan die van de eisende partij. De voorzieningenrechter overwoog dat de kantonrechter in het eerdere vonnis de belangen van beide partijen had afgewogen en dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een andere belangenafweging rechtvaardigden. De voorzieningenrechter concludeerde dat de ontruiming niet kon worden uitgesteld en dat de eisende partij in de proceskosten moest worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Hof Wonen werden vastgesteld op € 1.755,00.

Uitspraak

RECHTBANK Den Haag

Team handel - voorzieningenrechter
Zaaknummer: C/09/649806 / KG ZA 23-542
Vonnis in kort geding van 14 juli 2023
in de zaak van
STEDAM BEWIND B.V.in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan
[eisende partij]te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eisende partij] ,
advocaat: mr. H.F.C. Hoogendoorn te Utrecht,
tegen
STICHTING HOF WONENte Den Haag,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Hof Wonen,
advocaat: mr. M.M.J. Martinot te Rotterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de niet-betekende dagvaarding, met producties en aanvullende productie;
- de vrijwillige verschijning van Hof Wonen;
- de vooraf ingediende pleitnota van de zijde van Hof Wonen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 juli 2023. De advocaat van [eisende partij] heeft ter zitting pleitnotities overhandigd die in het dossier zijn gevoegd. Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Hof Wonen verhuurt met ingang van 2 juni 2020 de woning aan de [adres] (hierna: de woning) aan [eisende partij] .
2.2.
Bij besluit van de burgemeester van Den Haag van 3 maart 2023 (hierna: het Besluit) is de woning op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor een periode van drie maanden gesloten. Het Besluit is gebaseerd op een bestuurlijke rapportage van 27 november 2022. In deze rapportage staat onder meer dat op 13 november 2022 bij een politie-inval in de woning 732,8 gram amfetamine is aangetroffen in een vriezer en dat 84 bolletjes cocaïne zijn aangetroffen in de kleding van een van de personen die in de woning verbleef.
2.3.
Hof Wonen heeft de huurovereenkomst met [eisende partij] op 14 maart 2023 buitengerechtelijk ontbonden.
2.4.
Bij vonnis in kort geding van 27 juni 2023 heeft de kantonrechter van deze rechtbank [eisende partij] op vordering van Hof Wonen veroordeeld om de woning op een termijn van twee weken te ontruimen. In dit vonnis (hierna: het Vonnis) heeft de kantonrechter overwogen dat Hof Wonen op grond van artikel 7:231 lid 2 BW bevoegd was om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden en dat het in de gegeven omstandigheden niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was dat Hof Wonen van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Tegen het Vonnis, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft [eisende partij] hoger beroep ingesteld.
2.5.
[eisende partij] heeft geen voorlopige voorziening bij de bestuursrechter gevraagd in reactie op het Besluit, maar heeft wel bezwaar gemaakt tegen het Besluit. Op 26 juni 2023 heeft een hoorzitting plaatsgevonden ten overstaan van de adviescommissie. Er is nog geen advies en dus ook nog niet op dit bezwaar beslist.
2.6.
Hof Wonen heeft de ontruiming van de woning aangezegd tegen 19 juli 2023. Hof Wonen heeft aan de advocaat van [eisende partij] te kennen gegeven dat zij de ontruiming niet wenst te schorsen totdat in hoger beroep is beslist.

3.Het geschil

3.1.
[eisende partij] vordert, samengevat, schorsing van de tenuitvoerlegging van het vonnis van 27 juni 2023 totdat in het hoger beroep is beslist, met veroordeling van Hof Wonen in de proceskosten.
3.2.
[eisende partij] legt aan de vordering het volgende ten grondslag.
De tenuitvoerlegging van de ontruiming dient hangende het hoger beroep te worden geschorst, omdat de belangen van [eisende partij] bij schorsing van de tenuitvoerlegging zwaarder wegen dan die van Hof Wonen bij onmiddellijke tenuitvoerlegging. Hierbij is van belang dat de buitengerechtelijke ontbinding gebaseerd is op het Besluit en dat nog niet op het bezwaar van [eisende partij] is beslist. De ontruiming heeft een definitief karakter en het zou niet eerlijk zijn indien [eisende partij] niet de kans krijgt om de uitkomst van de bezwaarprocedure te laten meewegen in hoger beroep. Bij de te maken belangenafweging dient verder in aanmerking te worden genomen dat het behoud van de Woning voor [eisende partij] van groot belang is, gelet op zijn voorgeschiedenis van dakloosheid en harddrugsverslaving.
3.3.
Hof Wonen voert verweer. Hof Wonen concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eisende partij] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eisende partij] in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eisende partij] vordert schorsing van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in kort geding. Een kortgedingrechter zal, in het algemeen, in de eerste plaats een voorlopig oordeel vellen over de rechtsverhouding tussen partijen, en zal vervolgens beoordelen of een spoedvoorziening – die per definitie uitvoerbaar bij voorraad zal worden verklaard – aangewezen is. De kortgedingrechter zal daarbij acht slaan op de belangen van partijen, over en weer. De belangenafweging is, zo kan gezegd worden, een wezenskenmerk van het kort geding. De kantonrechter heeft – als spoedvoorziening – de ontruiming van de woning door [eisende partij] bevolen. Hoewel de kantonrechter die belangenafweging niet separaat, voorafgegaan door een kopje of in een aparte paragraaf heeft gemaakt, is duidelijk dat de kantonrechter de belangen van [eisende partij] (en Hof Wonen) ook in het kader van de onmiddellijke uitvoerbaarheid van het vonnis wel in ogenschouw heeft genomen. Met name heeft de kantonrechter overwogen dat toewijzing van de vordering tegen [eisende partij] het verlies van zijn woning zou betekenen, en zij heeft kennelijk ook laten meewegen dat [eisende partij] mogelijk niet zelf drugs in zijn woning heeft gebracht maar wel heeft laten gebeuren dat anderen daartoe in de gelegenheid zijn gesteld (zie ro. 4.8). Deze situatie is te vergelijken met een bodemprocedure waarin een gemotiveerde beslissing is genomen over de uitvoerbaarheid bij voorraad. Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2019 (ECLI:NL:HR:2019:2026) brengt dit mee dat [eisende partij] , afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
4.2.
[eisende partij] heeft gesteld dat de kantonrechter in het Vonnis ten onrechte heeft overwogen dat het niet relevant is dat tegen het Besluit tot de sluiting van de woning bezwaar is aangetekend. De voorzieningenrechter begrijpt deze stelling als een beroep op een kennelijke misslag. Deze stelling kan niet worden gevolgd. De voorzieningenrechter licht dit toe als volgt.
4.3.
Voor een beroep op buitengerechtelijke ontbinding is niet vereist dat er een onherroepelijk besluit tot sluiting is gegeven. Wel dient de (civiele) rechter zich bij een vordering tot ontruiming op grond van een niet onherroepelijk besluit tot sluiting een oordeel te vormen over de kans dat het besluit wordt aangetast. De kantonrechter heeft dat gedaan: in het Vonnis is immers overwogen dat er gelet op de bestuurlijke rapportage geen aanleiding is om aan te nemen dat het Besluit niet in stand zal blijven. Hierbij merkt de voorzieningenrechter op dat – ongeacht de door [eisende partij] gestelde onjuistheden in de bestuurlijke rapportage – vaststaat dat er een handelsvoorraad amfetamine is aangetroffen in (de diepvries in) de woning. [eisende partij] heeft weliswaar gesteld dat niet vaststaat dat hij verwijtbaar heeft gehandeld, maar daar staat tegenover dat hij ook geen deugdelijke verklaring heeft kunnen geven voor de aanwezigheid van die forse hoeveelheid amfetamine en de aanwezigheid van meerdere personen ( [Naam 1] en [Naam 2] ) die ter zake van die amfetamine worden vervolgd. Zoals de kantonrechter heeft overwogen is [eisende partij] in beginsel verantwoordelijk voor de zaken die in zijn woning worden aangetroffen en de personen die hij tot de woning heeft toegelaten. Uit niets blijkt dat hij niet wist of niet had kunnen of moeten weten dat er drugsgerelateerde activiteiten in zijn woning plaatsvonden. Dat [eisende partij] zelf niet voor deze feiten wordt vervolgd of dat er bij eerdere politie-invallen geen drugs zijn aangetroffen, betekent dus niet dat het Besluit hoogstwaarschijnlijk wordt vernietigd. Indien het Besluit wordt vernietigd, komt de rechtsgrond aan de ontbinding te ontvallen, hetgeen ertoe kan leiden dat de huurovereenkomst achteraf bezien is blijven bestaan. Dit komt voor risico van Hof Wonen, maar de enkele mogelijkheid dat het Besluit wordt vernietigd, maakt niet dat het Vonnis een kennelijke misslag bevat. Deze situatie is niet te vergelijken met het door [eisende partij] aangehaalde arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch [1] , waar – anders dan hier – het besluit tot sluiting door de (bestuursrechtelijke) voorzieningenrechter was geschorst.
4.4.
Ten opzichte van de procedure bij de kantonrechter heeft [eisende partij] geen nieuwe
feiten of omstandigheden naar voren gebracht die nopen tot een andere belangenafweging. Gelet op wat in 4.3 is overwogen, is de positieve verwachting van [eisende partij] over het advies van de bezwaarcommissie in dit verband onvoldoende. Het oordeel dat het belang van Hof Wonen bij het ontmoedigen van drugsgerelateerde activiteiten in haar woningen en het hanteren van een strikt beleid zwaarder weegt dan het woonbelang van [eisende partij] , berust ook niet op een kennelijke misslag.
4.5.
De slotsom is dat er geen aanleiding is om af te wijken van uitgangspunt dat een veroordeling hangende een hoger beroep uitvoerbaar moet zijn. Hof Wonen kan dus niet worden verplicht de ontruiming uit te stellen en de vordering van [eisende partij] wordt daarom afgewezen.
4.6.
[eisende partij] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Hof Wonen als volgt vastgesteld:
- griffierecht
676,00
- salaris advocaat
1.079,00
- overige kosten
0,00
Totaal
1.755,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de vordering van [eisende partij] af;
5.2.
veroordeelt [eisende partij] in de proceskosten, aan de zijde van Hof Wonen tot dit vonnis vastgesteld op € 1.755,00;
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Vetter en in het openbaar uitgesproken op 14 juli 2023.
WJ

Voetnoten

1.Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 3 juni 2014, ECLI:NL:GHSHE:2014:1645.