ECLI:NL:RBDHA:2023:12022
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming
In de zaak tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. H.T. Gerbrandy, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. R.P.G. van Bel, heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juli 2023 uitspraak gedaan. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de Staatssecretaris niet in behandeling genomen, omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting van 18 juli 2023. De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na de behandeling ter zitting beoordeeld.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser geen procesbelang heeft bij het beroep, omdat uit het dossier blijkt dat hij op of omstreeks 7 april 2023 met onbekende bestemming is vertrokken. Volgens vaste rechtspraak dient er in dergelijke gevallen van te worden uitgegaan dat de vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland, tenzij hij kan aantonen dat hij nog contact heeft met zijn gemachtigde en prijs stelt op de bescherming. In dit geval heeft de gemachtigde van eiser in eerdere correspondentie niet aangegeven dat eiser nog in Nederland verblijft of dat er contact is.
Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder inhoudelijke beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen deze mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking van het proces-verbaal.