In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Ethiopiër, tegen het buiten behandeling stellen van zijn asielaanvraag en het opleggen van een terugkeerbesluit en een inreisverbod. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 29 juni 2023 de aanvraag buiten behandeling gesteld, eiser opgedragen Nederland onmiddellijk te verlaten en een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Eiser had op 5 oktober 2022 asiel aangevraagd, maar is op 5 april 2023 met onbekende bestemming vertrokken uit Nederland. De rechtbank heeft op 26 juli 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de staatssecretaris aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de aanvraag van eiser niet als ingetrokken kan worden beschouwd, omdat er geen uitdrukkelijke intrekking heeft plaatsgevonden. Eiser heeft weliswaar aangegeven dat hij is teruggekeerd naar Ethiopië, maar er zijn geen bewijsstukken overgelegd die deze claim ondersteunen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag buiten behandeling is gesteld en dat het terugkeerbesluit en het inreisverbod rechtmatig zijn opgelegd. Eiser heeft onvoldoende argumenten aangedragen om aan te tonen dat het inreisverbod onevenredige gevolgen voor hem heeft.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de staatssecretaris. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.