ECLI:NL:RBDHA:2023:11993

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.17078
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag en belangenafweging bij verblijf op grond van artikel 8 EVRM

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, van Marokkaanse nationaliteit, heeft op 24 februari 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 6 juni 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De staatssecretaris heeft gesteld dat Marokko een veilig land is en dat eiseres geen gronden heeft aangevoerd die haar asielaanvraag zouden rechtvaardigen. Eiseres heeft echter aangevoerd dat zij en haar kinderen, die de Nederlandse nationaliteit hebben, onder erbarmelijke omstandigheden in Marokko zouden moeten leven na het overlijden van haar man, die hen financieel ondersteunde.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen gronden van beroep heeft ingediend die aantonen dat Marokko voor haar geen veilig land is. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris niet alle relevante feiten en omstandigheden heeft meegewogen in de belangenafweging, met name de Nederlandse nationaliteit van de kinderen en het overlijden van hun vader. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het besluit van de staatssecretaris niet deugdelijk gemotiveerd is en heeft het bestreden besluit vernietigd. De staatssecretaris is opgedragen een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Eiseres heeft recht op een vergoeding van haar proceskosten, die door de staatssecretaris moet worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17078

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], V-nummer: [V-nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. H.T. Gerbrandy),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. L. Rossingh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres en de afwijzing van verblijf op grond van artikel 8 EVRM. Eiseres stelt van Marokkaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum]. Zij heeft op 24 februari 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 6 juni 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond en aan haar geen reguliere vergunning op basis van artikel 8 EVRM verleend.
1.1.
Partijen hebben de rechtbank elk afzonderlijk laten weten dat de zaak zonder zitting kan worden afgedaan. De rechtbank volgt partijen in dit verzoek. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.

Ontvankelijkheid

2. Eiseres heeft op 12 juni 2023 beroep ingesteld, maar geen gronden van beroep aangeleverd. Eiseres heeft tot en met 19 juni 2023 de mogelijkheid gekregen om dit verzuim te herstellen. De rechtbank heeft de gronden van beroep op 20 juni 2023 ontvangen.
2.1
De rechtbank heeft verzocht om een reactie van eiseres. Eiseres geeft aan dat er geen verschoonbare reden voor de te late indiening van de gronden is. Toch meent eiseres dat het beroep wel inhoudelijk behandeld dient te worden, nu er slechts sprake is van een geringe termijnoverschrijding van één dag. De staatssecretaris heeft dan ook gewoon kennis kunnen nemen van de gronden van beroep. Bovendien meent eiseres dat de door de rechtbank gestelde termijn voor het indienen van gronden geen termijn van openbare orde is, in tegenstelling tot de termijn om beroep in te dienen.
2.2
De rechtbank is van oordeel dat het beroep ontvankelijk verklaard dient te worden. Er is slechts sprake van een geringe termijnoverschrijding. Bovendien zijn de beroepsgronden niet zodanig uitgebreid dat het voor de staatssecretaris niet meer mogelijk was om goed verweer te voeren.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
4.1
Eiseres komt uit Marokko. Zij is in 2011 getrouwd met een Nederlandse man van Marokkaanse komaf. Uit dit huwelijk zijn twee kinderen geboren, in 2015 en in 2017. De kinderen hebben, naast de Marokkaanse nationaliteit, ook de Nederlandse nationaliteit. Eiseres woonde in Marokko met de kinderen. De man woonde in Nederland. Eiseres heeft altijd voor de kinderen gezorgd. Zij en haar kinderen werden financieel ondersteund door haar man. De man van eiseres kwam regelmatig naar Marokko. De man van eiseres is in 2017 overleden. Hij had kanker. Tot aan zijn overlijden heeft hij bij eiseres en de kinderen in Marokko verbleven.
4.2
Eiseres heeft een visum verkregen. Dit visum is in eerste instantie geweigerd, maar na bezwaar waarin eiseres heeft aangevoerd dat zij daar op grond van het Chavez-Vilchez arrest recht op heeft, deze alsnog toegekend.
4.3
Eiseres is vervolgens op 27 december 2022 met haar kinderen naar Nederland gereisd. Op 3 maart 2023 heeft zij een Chavez Vilchez-aanvraag gedaan. Deze aanvraag is tot op heden nog in behandeling.
Het asielrelaas
5. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiseres stelt dat Marokko voor haar geen veilig land is als weduwe en alleenstaande vrouw. Voorts beroept zij zich op artikel 8 van het EVRM [1] . Eiseres en de kinderen, die beiden de Nederlandse nationaliteit hebben, werden door de Nederlandse man van eiseres onderhouden. Door zijn overlijden verviel die steun en was er ook geen ander netwerk beschikbaar. Zij en haar kinderen kwamen daardoor in Marokko onder erbarmelijke omstandigheden te leven.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiseres bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
  • Identiteit, nationaliteit en herkomst; en
  • Overige omstandigheden.
De staatssecretaris acht de elementen geloofwaardig, maar stelt dat deze niet kunnen leiden tot het verlenen van een verblijfsvergunning. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat Marokko een veilig land is, waarnaar eiseres en haar kinderen zonder problemen terug kunnen keren. De staatssecretaris is verder van mening dat eiseres niet aangetoond heeft dat Marokko in haar geval niet beschouwd kan worden als veilig land. Eiseres valt niet onder een van de uitzonderingscategorieën waarvoor aangenomen kan worden dat Marokko geen veilig land is. Eiseres heeft, volgens de staatssecretaris, geen andere bijzonder omstandigheden aangevoerd waarom Marokko voor haar en haar kinderen niet veilig zou zijn. Eiseres beschikte voorts over documenten, zoals een paspoort en identiteitskaart, waaruit blijkt dat zij op normale wijze aan de samenleving kon deelnemen. Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij zich, in geval van problemen in Marokko, niet tot de autoriteiten zou kunnen wenden voor bescherming. De staatssecretaris wijst de asielaanvraag dan ook af.
Het beroep van eiseres op artikel 8 van het EVRM volgt de staatssecretaris evenmin. Volgens de staatssecretaris is de band van eiseres met Marokko sterker dan de band met Nederland. Bovendien kunnen eiseres en haar kinderen zonder problemen in Marokko wonen, waardoor zij niet worden gescheiden als eiseres geen verblijfsvergunning krijgt. De belangen van de kinderen worden daardoor ook niet geschaad. De kinderen hebben het grootste deel van hun leven in Marokko gewoond en spreken de taal. De dochter van eiseres is in Marokko ook naar school geweest. Het verblijf in Nederland is slechts kort en de kinderen spreken niet de Nederlandse taal.
7. Eiseres stelt dat nu haar Nederlandse echtgenoot is overleden, haar financiële steun is weggevallen en dat er ook geen ander netwerk is om op terug te vallen. Zij en haar kinderen zouden in Marokko onder erbarmelijke omstandigheden moeten leven. Eiseres stelt dat haar beroep op artikel 8 van het EVRM ten onrechte is afgewezen. De staatssecretaris heeft zonder nader onderzoek te doen overwogen dat er geen positieve verplichting bestaat om eiseres verblijf in Nederland te vergunnen. De kinderen hebben bovendien een sterke band met Nederland doordat zij de Nederlandse nationaliteit hebben. Aan deze band is invulling gegeven door naar Nederland te komen en de armoedige situatie in Marokko te ontvluchten. De staatssecretaris heeft verzuimd de belangen van de kinderen, die ook Nederlander zijn, mee te wegen doordat geen rekenschap is gegeven van de situatie waarin eiseres en haar kinderen bij terugkeer naar Marokko zouden komen te verkeren.. De staatssecretaris heeft onvoldoende inzichtelijk gemaakt welke belangen van de kinderen in het besluit meegewogen zijn. Er is alleen ingegaan op het gezinsleven tussen eiseres en haar echtgenoot, maar niet tussen eiseres en haar kinderen, terwijl zonder nader onderzoek de conclusie is getrokken dat er geen positieve verplichting bestaat en niet goed gemotiveerd is waarom de belangenafweging in het nadeel van eiseres uitvalt.
Beoordeling asiel
8. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen gronden van beroep heeft ingediend waaruit zou kunnen volgens dat Marokko voor haar geen veilig land is. Evenmin zijn andere redenen aangevoerd die meebrengen dat verweerder ten onrechte tot een afwijzing van deze aanvraag is gekomen. Voor zover het beroep tegen het afwijzen van de asielaanvraag was gericht is het ongegrond.
Artikel 8 EVRM
9. De rechtbank overweegt dat niet in geschil is dat er sprake is van beschermenswaardig familieleven. Vervolgens moet de staatssecretaris een belangenafweging maken tussen het persoonlijke belang van eiseres om haar gezinsleven hier in Nederland uit te oefenen en het algemeen belang van Nederland bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid.
8.1
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling [2] volgt dat artikel 8 van het EVRM de staatssecretaris ertoe verplicht om alle relevante gegevens en belangen van het individuele geval kenbaar af te wegen tegen het algemene belang van de Nederlandse staat. De rechter moet toetsen of de staatssecretaris dit heeft gedaan en, als dit het geval is, of hij zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat die afweging heeft geresulteerd in een ‘fair balance’ tussen enerzijds het belang van de vreemdeling bij de uitoefening van het privéleven en familie- en gezinsleven hier te lande en anderzijds het algemeen belang van de Nederlandse samenleving bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid.
8.2
De rechtbank is van oordeel dat eiseres terecht heeft aangevoerd dat de staatssecretaris niet alle relevante feiten en omstandigheden bij de belangenafweging heeft betrokken. De staatssecretaris heeft ten onrechte in de afweging niet meegenomen dat de kinderen de Nederlandse nationaliteit hebben en evenmin is in de beoordeling betrokken dat de Nederlandse vader van de kinderen – die volgens eiseres voor het onderhoud van het gezin zorgde – is overleden, zodat de kinderen nu voor de zorg en opvoeding afhankelijk van eiseres zijn. Uit de belangenafweging blijkt niet of en hoe de staatssecretaris deze gegevens heeft meegenomen en in de afweging is evenmin is duidelijk hoe de belangen van de kinderen, die ook de Nederlandse nationaliteit hebben, daarin zijn gewogen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het besluit niet deugdelijk gemotiveerd is.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het motiveringsbeginsel van artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit betekent dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
10.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen en daarbij rekening houdt met deze uitspraak.
10.2.
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiseres een vergoeding van haar proceskosten.
De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 837,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 837,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 6 juni 2023;
- draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Dijk, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.Vgl. de uitspraken van de Afdeling van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006, en van 25 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2458.