ECLI:NL:RBDHA:2023:1193
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door vertrek met onbekende bestemming
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel. Eiser had op 21 december 2022 een aanvraag ingediend, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting op 18 januari 2023, ondanks dat zijn gemachtigde wel aanwezig was.
De rechtbank heeft ambtshalve onderzocht of eiser nog procesbelang had bij het beroep. Uit informatie van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers bleek dat eiser op 7 december 2022 met onbekende bestemming was vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 16 januari 2023 verklaard geen contact meer te hebben met eiser. De rechtbank heeft, op basis van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, geconcludeerd dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Hierdoor heeft eiser geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Gelet op deze omstandigheden heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. T.A. Oudenaarden, rechter, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.