ECLI:NL:RBDHA:2023:11924

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.18961
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot machtiging tot voorlopig verblijf en dwangsom bij overschrijding beslistermijn

Op 1 februari 2022 hebben eisers, allen van Afghaanse nationaliteit, een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) om als gezinslid bij een referent in Nederland te verblijven. Na een periode van inactiviteit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, hebben eisers op 13 december 2022 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun aanvraag. De rechtbank heeft op 28 juni 2023 een eerder beroep van eisers tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk verklaard. Vervolgens hebben eisers op 29 juni 2023 een opvolgend beroep ingesteld.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is verstreken en dat eisers rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is en sluit zich aan bij eerdere rechtspraak over de overschrijding van beslistermijnen bij aanvragen om gezinshereniging.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend te maken, met een mogelijkheid tot verlenging van de termijn bij nader onderzoek. Tevens is een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 418,50, evenals de vergoeding van het griffierecht van € 184,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.18961

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [v-nummer]

[naam] ,

geboren op [geboortedatum]
V-nummer: [v-nummer]

[naam] ,

geboren op [geboortedatum]
V-nummer: [v-nummer]

[naam] ,

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [v-nummer]

[naam]

geboren op [geboortedatum] ,
V-nummer: [v-nummer]
allen van Afghaanse nationaliteit,
hierna gezamenlijk te noemen: eisers,
(gemachtigde: mr. H. Postma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

(gemachtigde: B. Asadoella).

Procesverloop

Eisers hebben op 1 februari 2022 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid bij [naam] (referent) in het kader van nareis.
Bij brief van 13 december 2022 hebben eisers verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Op 28 juni 2023 is het door eisers ingestelde beroep tegen het niet tijdig beslissen door deze rechtbank en zittingsplaats (zaaknummer: NL23.14031) niet-ontvankelijk verklaard.
Eisers hebben op 29 juni 2023 een opvolgend beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft op 17 juli 2023 een verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Verweerder moet uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag beslissen (artikel 2u, eerste lid, Vw). Verweerder heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat deze termijn is verstreken, dat eisers verweerder rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld en dat sindsdien meer dan twee weken zijn verstreken.
5. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
6. De meervoudige kamer van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, heeft bij uitspraak van 17 maart 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:3590) geoordeeld dat bij de overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval als bedoeld in artikel 8:55d Awb en tevens overwegingen gewijd aan het bepalen van een nadere termijn voor het alsnog beslissen op dergelijke aanvragen De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel, neemt de overwegingen uit voornoemde uitspraak over en ziet geen aanleiding om daar in deze zaak anders over te oordelen.
7. De rechtbank stelt vast dat het dossier (mogelijk) nog niet compleet is, omdat verweerder de bij de aanvraag overgelegde documenten nog moet beoordelen, van plan is een herstelverzuim te sturen voor nadere documenten of in formatie of in afwachting is van een reactie op die herstelverzuimbrief. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend moet maken, tenzij verweerder binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek. In dat geval moet verweerder binnen twintig weken na dagtekening van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend maken.
8. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door verweerder. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
9. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die verweerder op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verschuldigd is. Eisers hebben verzocht deze dwangsom vast te stellen. Omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb, stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-.
10. In het geval van eisers gaat de rechtbank ervan uit dat er sprake is van samenhang tussen de aanvragen en dat in feite sprake is van één beslissing op aanvragen die genomen moet worden. Dit leidt ertoe dat er ook maar één dwangsom door verweerder betaald moet worden.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,5). Ook moet verweerder het door eisers betaalde griffierecht aan hen vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken; tenzij verweerder binnen deze termijn besluit tot nader onderzoek. In dat geval moet verweerder binnen twintig weken na dagtekening van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag bekend maken.
  • bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • stelt de hoogte van de door verweerder aan eiser verschuldigde dwangsom als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb vast op € 1.442,-;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 418,50;
  • bepaalt dat verweerder het door eisers betaalde griffierecht van €184,- moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.