ECLI:NL:RBDHA:2023:11916

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
10 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.21185
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en voortvarendheid in vertrekgesprekken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 2 mei 2023 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid en is sindsdien voortgezet. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en het onderzoek op 31 juli 2023 is gesloten.

Eiser heeft aangevoerd dat er sinds 3 mei 2023 geen vertrekgesprekken meer zijn gevoerd, wat volgens hem duidt op een gebrek aan voortvarendheid in de behandeling van zijn zaak. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat er na 1 mei 2023 wel degelijk meerdere vertrekgesprekken hebben plaatsgevonden, en dat de voortgangsrapportage van verweerder voldoende informatie bevatte over de stappen die zijn ondernomen. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de Marokkaanse autoriteiten hebben aangegeven dat niet in alle gevallen een presentatie in persoon vereist is, wat de mogelijkheid biedt om sneller tot afgifte van een laissez-passer (LP) te komen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat er geen reden is om te twijfelen aan de voortvarendheid van de staatssecretaris. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en zijn verzoek om schadevergoeding is afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21185

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 2 mei 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Verweerder heeft op 24 juli 2023 een kennisgeving voortduring bewaring gedaan. Deze kennisgeving wordt aangemerkt als een beroep tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Eiser heeft voorts verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft daarop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 31 juli 2023.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 17 mei 2023 [2] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek, 10 mei 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser stelt dat geen verslagen van vertrekgesprekken na 3 mei 2023 te vinden zijn, waardoor eiser concludeert dat sinds die datum geen vertrekgesprek meer is gevoerd. Eiser wijst er verder op dat in de voortgangsrapportage niet is opgenomen dat er op die datum een vertrekgesprek is gevoerd, wat het rapport onzorgvuldig of incompleet maakt. In het verslag van het vertrekgesprek van 3 mei 2023 staat enkel dat aan eiser is verteld dat hij zelf verantwoordelijk is voor zijn vrijlating, maar inhoudelijk over zijn terugkeer is weinig tot niets vermeld. Het gesprek ging met name over de intrekking van zijn asielaanvraag. Eiser stelt verder dat geen sprake is van voortvarendheid. Verweerder heeft pas acht dagen na de intrekking van eisers asielaanvraag een LP [3] -aanvraag ingediend en een maand geleden voor het laatst gerappelleerd. Het is eiser onduidelijk wat in de tussentijd is gebeurd en hij concludeert daarom dat er geen enkele beweging in het onderzoek zit. Ook stelt eiser dat nergens uit blijkt dat de Marokkaanse autoriteiten hebben toegezegd niet voor alle LP-aanvragen een presentatie in persoon te vereisen. Ook is niet te controleren of de nieuwe werkwijze daadwerkelijk heeft geleid tot de afgifte van meer LP’s.
5. Het verslag van het vertrekgesprek waar eiser naar verwijst is opgemaakt op 3 mei 2023, maar het daadwerkelijke gesprek heeft plaatsgevonden op 1 mei 2023. Dit maakt dat in de voortgangsrapportage de juiste datum wordt vermeld. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het rapport onzorgvuldig of incompleet te achten. Dit gesprek is met eiser gevoerd naar aanleiding van het sprekersbriefje dat hij heeft ingediend. Hij gaf aan zijn asielaanvraag in te willen trekken, waardoor het logisch is dat het gesprek vooral hierover ging. Daarbij heeft verweerder eiser meegedeeld dat een LP-traject opgestart zou worden en is eiser gevraagd of hij nog vragen en of opmerkingen had over zijn terugkeer, waarop eiser heeft geantwoord alles te hebben begrepen en geen vragen te hebben. Er is dus wel met eiser gesproken over zijn terugkeer. In het digitale dossier zijn verder verslagen opgenomen van vertrekgesprekken op 25 mei 2023, 22 juni 2023 en 20 juli 2023. Hieruit blijkt dus voldoende dat na 1 mei 2023 nog drie vertrekgesprekken zijn gevoerd met eiser.
6. Op 1 mei 2023 heeft eiser zijn asielaanvraag ingetrokken. Verweerder heeft vervolgens op 2 mei 2023 de grondslag van de maatregel van bewaring gewijzigd. Op 3 mei 2023 is het LP-traject gestart en is de aanvraag doorgezet naar de LP-kamer. Op 11 mei 2023 is de LP-aanvraag verzonden aan de Marokkaanse autoriteiten, waarna vier maal schriftelijk is gerappelleerd over de aanvraag, meest recent op 21 juli 2023. Ook blijkt uit de voortgangsrapportage dat verweerder tijdens een gesprek met de Marokkaanse autoriteiten op 5 juli 2023 aandacht heeft gevraagd voor alle lopende zaken, waaronder die van eiser. Zoals eerder overwogen voert verweerder ook regelmatig vertrekgesprekken met eiser. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat er onvoldoende voortvarend wordt gehandeld.
7. De rechtbank stelt verder vast dat in de voortgangsrapportage is opgenomen dat de Marokkaanse autoriteiten hebben toegezegd dat niet in alle lopende aanvragen een presentatie in persoon vereist is, maar dat het in sommige zaken mogelijk is om op basis van een vastgestelde identiteit en/of nationaliteit over te gaan tot de afgifte van een LP. Verweerder vermeldt daarbij dat deze nieuwe werkwijze al in een aantal zaken heeft geleid tot de afgifte van een LP. De rechtbank ziet op voorhand geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze mededeling.
8. Tot slot leidt ook de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was. [4]
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
3.Laissez-passer.
4.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858