Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer]
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Poolse eiser. De eiser had tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld, waarin de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel van bewaring op 28 juli 2023 was opgeheven, waarna de eiser naar Polen was uitgezet. De rechtbank beperkte haar beoordeling tot de vraag of de eiser recht had op schadevergoeding, gezien de opheffing van de maatregel.
De eiser voerde aan dat er onvoldoende gronden waren voor de maatregel van bewaring, omdat onduidelijk was wanneer hij in Nederland was teruggekomen en of hij zich had kunnen melden bij de korpschef. De rechtbank oordeelde echter dat de gronden voor de maatregel voldoende waren, aangezien de eiser tijdens een vertrekgesprek had verklaard dat hij na zijn laatste uitzetting slechts één dag in Polen was geweest. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat de eiser zijn verblijf in Nederland niet daadwerkelijk had beëindigd, waardoor hij ten tijde van de inbewaringstelling niet rechtmatig in Nederland verbleef.
De rechtbank oordeelde verder dat er geen sprake was van het ontbreken van zicht op uitzetting, aangezien de eiser op 28 juli 2023 was uitgezet, twaalf dagen na de oplegging van de maatregel. De rechtbank wees het beroep van de eiser ongegrond en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. S.G.M. van Veen, in aanwezigheid van griffier mr. P. Bruins, en werd openbaar gemaakt op 7 augustus 2023.