In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Poolse vreemdeling. Eiser, die stelt geboren te zijn op een onbekende datum en de Poolse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 21 juli 2023 is genomen. Dit besluit houdt in dat aan eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiser heeft tevens verzocht om schadevergoeding, wat door de rechtbank als onderdeel van het beroep is aangemerkt.
De rechtbank heeft, na akkoord van partijen, besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 2 augustus 2023 gesloten. In de overwegingen van de rechtbank is vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende gronden heeft aangevoerd voor de maatregel van bewaring, waaronder het risico dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. Eiser heeft de gronden die aan de maatregel ten grondslag liggen niet betwist, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel niet zijn voldaan.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.