ECLI:NL:RBDHA:2023:11780

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 augustus 2023
Publicatiedatum
8 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.21431
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring van een Poolse vreemdeling en de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een Poolse vreemdeling. De eiser, die stelt geboren te zijn op een onbekende datum en de Poolse nationaliteit te hebben, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 21 juli 2023 is genomen. Dit besluit houdt in dat aan de eiser de maatregel van bewaring is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft, na akkoord van partijen, besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 2 augustus 2023 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris heeft gesteld dat de openbare orde de maatregel van bewaring vordert, omdat er een risico bestaat dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gronden die door de staatssecretaris zijn aangevoerd, zowel zware als lichte gronden, voldoende zijn om aan te nemen dat er een risico bestaat dat de eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. De eiser heeft de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd niet betwist en heeft geen inhoudelijke gronden aangevoerd die de rechtbank zouden kunnen doen twijfelen aan de rechtmatigheid van de maatregel.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter E.J. Govaers, in aanwezigheid van griffier S.C. Spruijt, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21431

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Alam-Khan),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 21 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft, na akkoord van partijen, bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. Op 2 augustus 2023 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Poolse nationaliteit te hebben.
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, eerste, derde en vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb), als zware gronden vermeld dat eiser:
3a: Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging
daartoe gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;
3i: heeft te kennen gegeven dat hij/zij geen gevolg zal geven aan zijn/haar verplichting tot
terugkeer;
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft de gronden die verweerder aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd, niet betwist. De zware gronden en de lichte gronden zijn voldoende om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring daarom dragen.
4. Verder heeft eiser geen inhoudelijke gronden aangevoerd. In de door verweerder verstrekte gegevens ziet de rechtbank evenmin aanleiding om, ambtshalve toetsend, te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring niet is voldaan. [2]
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zoals is bevestigd door het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november