ECLI:NL:RBDHA:2023:11746

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
C/09/649999 / JE RK 23-1348
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar de noodzaak van ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van gezinsproblematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, hierna te noemen [minderjarige01], [minderjarige02] en [minderjarige03]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend, waarbij de moeder van de kinderen als belanghebbende is aangemerkt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er bij alle kinderen sprake is van kindeigen problematiek, wat leidt tot specifieke opvoedbehoeften. De moeder heeft het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over haar vermogen om de ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen weg te nemen. De Raad heeft geconstateerd dat de moeder kampt met persoonlijkheidsproblematiek en dat er in het verleden incidenten hebben plaatsgevonden die de situatie van de kinderen negatief hebben beïnvloed.

Tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter in gesprek gegaan met de minderjarigen om hun mening te horen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, ondanks positieve veranderingen in de situatie van de moeder, de hulpverlening in het vrijwillige kader niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van alle drie de kinderen te bevelen en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] te verlenen. Dit is noodzakelijk om de zorg en opvoeding van de kinderen te waarborgen en om passende hulpverlening in te zetten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/649999 / JE RK 23-1348
Datum uitspraak: 19 juli 2023
Beschikking van de kinderrechter tot ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Haaglanden,
hierna te noemen de Raad,
betreffende:
-
[naam01], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige01] ,
-
[naam02], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige02] ,
-
[naam03], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige03] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam04],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.B. Peters, te [vestigingsplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 5 juli 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 19 juli 2023. Daarbij waren aanwezig:
- mevrouw [naam05] namens de Raad;
- mevrouw [naam06] en mevrouw [naam07] namens de gecertificeerde instelling.
- de moeder met haar advocaat;
- mevrouw [naam08] , de betrokken maatschappelijk werkster vanuit Mett Zorg en Advies.
1.3.
De kinderrechter heeft [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] naar hun mening gevraagd. [minderjarige01] heeft hierover - apart van [minderjarige02] en [minderjarige03] - een gesprek gevoerd met de kinderrechter. [minderjarige02] en [minderjarige03] hebben gezamenlijk een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] hebben verteld.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] zijn erkend door [naam09] .
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] .
2.3.
[minderjarige02] en [minderjarige03] wonen bij de moeder. [minderjarige01] verblijft feitelijk in een logeervoorziening van Jeugdformaat.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] voor de duur van één jaar. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Uit het raadsonderzoek is naar voren gekomen dat het gezin veel heeft meegemaakt. De moeder kampt met persoonlijkheidsproblematiek. In oktober 2022 heeft zich een incident voorgedaan in de thuissituatie. Sindsdien woont [minderjarige01] niet meer thuis. Een machtiging tot uithuisplaatsing formaliseert de huidige plaatsing van [minderjarige01] in een logeervoorziening van Jeugdformaat. [minderjarige01] heeft een paar jaar geleden een lange depressieve periode gekend. Zij is recentelijk gediagnostiseerd met PTSS en een depressieve stoornis. Zowel de PTSS als de depressieve stoornis komen voort uit een systemisch belast verleden en traumatische ervaringen uit het verleden. [minderjarige01] staat open voor hulpverlening en zou graag een maatje vanuit bijvoorbeeld Humanitas willen. Op dit moment gaat [minderjarige01] drie keer per week naar Quadraat, waar zij individueel onderwijs krijgt aangeboden. In het nieuwe schooljaar zal zij uitstromen naar HAVO 4 op het speciaal voortgezet onderwijs. Op korte termijn dient er een plan te komen voor het perspectief met betrekking tot woonplek, behandeling en school. [minderjarige03] en [minderjarige02] hebben moeite met het reguleren van emoties. Er is sprake van kindeigen problematiek. Er zijn verder zorgen over het vele ziekteverzuim van de kinderen. De moeder heeft lange tijd hulpverlening vanuit PsyQ ontvangen. Op dit moment krijgt de moeder enkel hulp van Mett Zorg, en een schuldhulpmaatje. Beter Thuis is voor een langere periode betrokken geweest bij het gezin en acht het gedwongen kader noodzakelijk. De Raad sluit zich hierbij aan. De moeder is onvoldoende in staat om onder eigen verantwoordelijkheid de ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen en de benodigde hulpverlening te accepteren. In de hulpverleningsgeschiedenis is een patroon zichtbaar waarbij hulpverlening wel gestart is, maar niet voldoende positief is afgerond. De ambivalente houding van de moeder tegenover de hulpverlening en de hardnekkige en complexe patronen die al langdurig aanwezig zijn, maken dat de ontwikkeling van alle gezinsleden wordt bedreigd. De nadruk lijkt te liggen op de problematiek van [minderjarige01] omdat zij als enige niet meer bij de moeder woont. De Raad heeft met name zorgen over de opvoedsituatie. Hier hebben alle kinderen mee te maken. De Raad acht het noodzakelijk dat er een vorm van systeemtherapie wordt ingezet in de opvoedomgeving. Deze hulpverlening moet de moeder ondersteunen om regie te pakken in haar rol als ouder.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling sluit zich ter zitting aan bij het verzoek van de Raad. De Raad heeft gedegen onderzoek gedaan naar de zorgen die spelen.
4.2.
Namens en door de moeder is verweer gevoerd tegen de verzochte ondertoezichtstelling van [minderjarige02] en [minderjarige03] . De moeder vraagt zich af wat de precieze ontwikkelingsbedreiging is. Zij ontkent de problematiek niet, maar is wel van mening dat deze ook in het vrijwillig kader kan worden opgelost. Hoewel de moeder soms kritisch kan zijn tegenover de hulpverlening, laat zij hulpverlening toe. De moeder benadrukt dat zij veel positieve stappen maakt. Verder stelt zij dat het schoolverzuim er geweest is, maar dat dit gestopt is sinds [minderjarige01] uit huis is. Er was destijds sprake van een ontwrichte situatie bij de moeder thuis. De plaatsing van [minderjarige01] in de logeervoorziening bij Jeugdformaat heeft feitelijk de nodige rust gebracht in het gezin.
4.3.
Door mevrouw [naam08] is aangevoerd dat zij een ondertoezichtstelling van [minderjarige02] en [minderjarige03] niet noodzakelijk acht. Zij herkent zich niet in de genoemde zorgen door Beter Thuis. De moeder heeft altijd opengestaan voor extra hulp.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daartoe wordt als volgt overwogen. Er is bij alle kinderen sprake van kindeigen problematiek waardoor zij een specifieke opvoedbehoefte hebben. De persoonlijke situatie van de moeder is ten opzichte van een aantal jaren geleden ten positieve veranderd. Echter is, hoewel geprobeerd is om de moeder te ondersteunen door middel van opvoedondersteuning in het vrijwillig kader heeft dit niet tot het gewenste resultaat geleid. De kinderrechter maakt uit het kindgesprek met [minderjarige01] op dat zij zeer verdrietig is en gebukt gaat onder de situatie zoals die nu is, waarin zij als enige niet thuis kan/mag blijven wonen. Het is van belang dat [minderjarige01] op korte termijn een maatje krijgt waarmee zij kan praten. Verder is het noodzakelijk dat er in de komende periode aandacht wordt besteed aan het toekomstperspectief van [minderjarige01] . [minderjarige01] heeft duidelijkheid nodig. De kinderrechter acht het niet in het belang van de kinderen als de ondertoezichtstelling enkel ten aanzien van [minderjarige01] wordt uitgesproken. De complexe problematiek in het gezinssysteem rechtvaardigt een ondertoezichtstelling van alle kinderen. De kinderrechter acht de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling noodzakelijk zodat in het gedwongen kader passende hulpverlening voor het gezin kan worden ingezet.
5.2.
De kinderrechter is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor een machtiging tot uithuisplaatsing aanwezig zijn. De machtiging tot uithuisplaatsing is in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige01] . Om de plaatsing van [minderjarige01] in het logeerhuis te formaliseren en te waarborgen, is een de machtiging tot uitplaatsing noodzakelijk.
5.3.
Daarom zal als volgt worden beslist.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 19 juli 2023 tot 19 juli 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] , [minderjarige02] en [minderjarige03] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 19 juli 2023 tot 19 juli 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2023 door mr. D.G.J. Dop, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Smolders als griffier, en op schrift gesteld op 3 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.