In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 juli 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van drie minderjarigen, hierna te noemen [minderjarige01], [minderjarige02] en [minderjarige03]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend, waarbij de moeder van de kinderen als belanghebbende is aangemerkt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er bij alle kinderen sprake is van kindeigen problematiek, wat leidt tot specifieke opvoedbehoeften. De moeder heeft het ouderlijk gezag, maar er zijn zorgen over haar vermogen om de ontwikkelingsbedreigingen van de kinderen weg te nemen. De Raad heeft geconstateerd dat de moeder kampt met persoonlijkheidsproblematiek en dat er in het verleden incidenten hebben plaatsgevonden die de situatie van de kinderen negatief hebben beïnvloed.
Tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter in gesprek gegaan met de minderjarigen om hun mening te horen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat, ondanks positieve veranderingen in de situatie van de moeder, de hulpverlening in het vrijwillige kader niet het gewenste resultaat heeft opgeleverd. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van alle drie de kinderen te bevelen en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige01] te verlenen. Dit is noodzakelijk om de zorg en opvoeding van de kinderen te waarborgen en om passende hulpverlening in te zetten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ook al kan er hoger beroep worden ingesteld.