ECLI:NL:RBDHA:2023:11742

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
C/09/644794
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdhulp

Op 19 juli 2023 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, betreffende de minderjarige [minderjarige]. De kinderrechter heeft eerder op 5 april 2023 een machtiging verleend voor de uithuisplaatsing van [minderjarige] in een jeugdhulpaanbieder, die loopt tot 5 augustus 2023. Tijdens de zitting op 19 juli 2023 werd het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing behandeld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [minderjarige] sinds 26 mei 2023 bij Veerkracht Jeugdhulp verblijft, waar zij één-op-één-begeleiding ontvangt. De kinderrechter heeft geconstateerd dat [minderjarige] in haar ontwikkeling stagneert en dat er zorgen zijn over haar gedrag, waaronder externaliserend gedrag en mogelijke psychiatrische problematiek. De moeder van [minderjarige] heeft ingestemd met de uithuisplaatsing en erkent de noodzaak hiervan. De kinderrechter heeft besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 22 januari 2024, zodat [minderjarige] de benodigde zorg en structuur kan blijven ontvangen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/644794 / JE RK 23-589
Datum uitspraak: 19 juli 2023
Beschikking van de kinderrechter tot machtiging uithuisplaatsing
in de zaak van:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de gecertificeerde instelling ,
betreffende:
[naam01], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats01] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam02],
hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats01] .
De kinderrechter merkt voor deze zitting als informant aan:
[naam03] ,
hierna te nomen: de broer van [minderjarige] ,
wonende te [woonplaats01] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 5 april 2023 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een machtiging verleend om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder van 5 april 2023 tot 5 augustus 2023. De behandeling van het verzoek voor het overige is aangehouden tot deze zitting.
1.2.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- voornoemde beschikking van 5 april 2023;
- de schriftelijke update met bijlage, binnengekomen bij de rechtbank op 13 juli 2023.
1.3.
Op 19 juli 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder bijgestaan door mevrouw [naam04] als tolk;
  • de broer van [minderjarige] ;
  • mevrouw [naam05] en mevrouw [naam06] namens de gecertificeerde instelling.
1.4.
[minderjarige] is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek. Hoewel [minderjarige] voorafgaand aan het kindgesprek is verschenen in de rechtbank, bleek de drempel te hoog om een gesprek aan te gaan met de kinderrechter.

2.De feiten

2.1.
Voor de feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 5 april 2023.

3.Het verzoek

3.1.
Het aangehouden (deel van het) verzoek strekt tot machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 22 januari 2024.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het resterend deel van het verzoek als volgt gemotiveerd. [minderjarige] heeft middels een crisisplaatsing vier weken bij Ipse de Bruggen verbleven. Daar kon men [minderjarige] niet de zorg en begeleiding bieden die zij nodig heeft. [minderjarige] liet hier externaliserend gedrag zien wat zich uitte in agressie en weglopen. [minderjarige] verblijft sinds 26 mei 2023 bij Veerkracht Jeugdhulp, waar zij één-op-één-begeleiding krijgt. Zij laat hier een groei zien, mogelijk door intensieve ondersteuning en onvoorwaardelijkheid van de begeleiding. [minderjarige] is bezig met stabiliseren bij Veerkracht Jeugdhulp. Veerkracht Jeugdhulp heeft wel zorgen over het realiteitsbeeld van [minderjarige] . Middels extra duidend diagnostiek onderzoek dient achterhaald te worden of er mogelijk sprake is van psychiatrische problematiek. Ter zitting geeft de gecertificeerde instelling aan dat een interne psychiater [minderjarige] kan beoordelen. De moeder is onvoldoende in staat om de zorg en complexe opvoedbehoefte van [minderjarige] te dragen. Terugplaatsing bij de moeder zal er op dit moment voor zorgen dat [minderjarige] verder stagneert in haar ontwikkeling en dat het contact dat zij heeft met de hulpverleners afneemt. [minderjarige] ziet de moeder en de broer op de groep en er vindt regelmatig belcontact plaats. Er wordt gewerkt aan een plan om de contactmomenten tussen de moeder en [minderjarige] te bewerkstelligen en op te bouwen. Ter zitting geeft de gecertificeerde instelling aan dat [minderjarige] mogelijk samen met de één-op-één-begeleiding bij de moeder op bezoek kan gaan. [minderjarige] gaat op dit moment niet naar school. De school van [minderjarige] heeft aangegeven dat zij niet meer terug kan komen. Er wordt gekeken naar passend onderwijs.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft ingestemd met het verzochte. De moeder erkent de zorgen en ziet in dat een uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is. De moeder brengt naar voren dat zij hoopt dat er snel onderzoek wordt gedaan naar de onderliggende problematiek.
4.2.
In aanvulling op de moeder heeft de broer van [minderjarige] ter zitting aangegeven dat hij ziet dat de plaatsing bij Veerkracht Jeugdhulp op dit moment het beste is voor haar.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van Sohalya noodzakelijk is in het belang van (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
Daartoe wordt als volgt overwogen. Uit het verzoekschrift en de verklaringen van de ter zitting gehoorde personen, is gebleken dat er al enige tijd ernstige zorgen zijn over de persoonlijke problematiek van [minderjarige] en haar gedrag. Zij stagneert op alle leefgebieden in haar ontwikkeling. De kinderrechter vindt het belangrijk dat de huidige plaatsing van [minderjarige] bij Veerkracht Jeugdhulp gecontinueerd wordt, zodat zij vanuit die stabiele omgeving verder kan gaan stabiliseren en kan werken aan haar ontwikkeling. [minderjarige] ontvangt hier de zorg en structuur die zij nodig heeft. Er is mogelijk sprake van psychiatrische problematiek bij [minderjarige] . De kinderrechter benadrukt dat er de komende tijd aandacht moet zijn voor extra diagnostiek, zodat duidelijk wordt waar haar gedrag vandaan komt en hoe zij hierin het beste begeleid kan worden. Daarnaast acht de kinderrechter het van belang dat met voortvarendheid gekeken wordt naar passend onderwijs voor [minderjarige] en het opbouwen van het contact met de moeder. Gelet op het voorgaande en de stappen die gezet moeten worden zal de kinderrechter het verzoek tot uithuisplaatsing toewijzen tot het einde van de ondertoezichtstelling.
5.2.
Daarom zal als volgt worden beslist.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 5 augustus 2023 tot 22 januari 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 april 2023 door mr. D.G.J. Dop, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. L.E. Smolders als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 3 augustus 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.