ECLI:NL:RBDHA:2023:11734

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.17824
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres, een Ugandese vrouw, tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om haar asielaanvraag niet in behandeling te nemen. De rechtbank heeft de zaak op 31 juli 2023 behandeld, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde, mr. E. Ebes, en de Staatssecretaris werd vertegenwoordigd door mr. A.N. Sap. Eiseres had op 13 november 2022 een asielaanvraag ingediend, maar verweerder stelde dat België verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiseres voerde aan dat er ernstige twijfels bestonden over de opvangcapaciteit in België en dat zij niet gegarandeerd was van een opvangplaats.

De rechtbank overweegt dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval had Nederland een verzoek om overname aan België gedaan, dat door België was aanvaard. Eiseres stelde dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet van toepassing was, omdat er geen garantie was voor opvang in België. De rechtbank oordeelt echter dat de informatie van de Belgische autoriteiten, waaronder brieven van 9 en 28 maart 2023, voldoende waarborgen biedt voor de opvang van eiseres bij terugkomst in België.

De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft besloten de aanvraag van eiseres buiten behandeling te stellen. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en zij krijgt geen vergoeding van de proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.17824

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] ,V-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. E. Ebes),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.N. Sap).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres stelt van Ugandese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op
[geboortedatum] . Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 13 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat België verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 31 juli 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen A.A. Manuelyan (tolkennummer 40032). Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiseres heeft op 13 november 2022 een asielaanvraag in Nederland ingediend. Uit EU-Vis is gebleken dat eiseres op 6 september 2022 door België in het
bezit is gesteld van een (Schengen)visum, dat geldig was van 10 september 2022 tot 5 oktober 2022. Het visum was minder dan 6 maanden verlopen ten tijde van eiseres haar asielaanvraag in Nederland.
3. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt verweerder een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij België een verzoek om overname op grond van artikel 12, vierde lid, van de Dublinverordening gedaan. België heeft dit verzoek aanvaard.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiseres omdat België verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
5. Eiseres voert aan dat er ernstige twijfels bestaan over de capaciteit van het opvangsysteem voor asielzoekers in België en eiseres haar garantie op opvang. Eiseres verwijst naar de brieven van 9 en 28 maart 2023 van de Belgische autoriteiten. Ter zitting heeft eiseres toegelicht dat uit de brief van 28 maart 2023 volgt dat België een voorbehoud maakt voor de personen die zij als kwetsbaar aanmerken door te vermelden dat de kwetsbaarheid per geval wordt onderzocht. Eiseres is aldus niet gegarandeerd van een opvangplaats.
Daarnaast stelt eiseres dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondeelbaar is en dat, nu er een grote groep is onder de Dublinterugkeerders van wie niet kan worden gegarandeerd dat zij een opvangplek zullen krijgen, niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Tot slot meent eiseres dat verweerder haar asielverzoek zelf in behandeling dient te nemen waarbij haar kwetsbaarheid zwaar dient te wegen als ook het belang van een voorzetting van de door Fier ingezette behandeling.
6. Verweerder stelt zich op het standpunt dat op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel hij ervan uit mag gaan dat België zijn verdragsverplichtingen zal nakomen. Verweerder heeft zich beroepen op de brieven van
9 en 28 maart 2023 van de Belgische autoriteiten. Verweerder stelt dat uit de brief van de Belgische autoriteiten van 9 maart 2023 kan worden afgeleid dat de Belgische opvang onder grote druk staat. De brief van 28 maart geeft een nadere verduidelijking. Verweerder stelt zich op basis van de brieven van 9 en 28 maart primair op het standpunt dat de opvang van eiseres – zij is een alleenstaande vrouw – gegarandeerd is. In het bestreden besluit is voorts het subsidiaire standpunt opgenomen dat voor zover vreemdelingen niet behoren tot de categorie “kwetsbare personen” en er geen garantie bestaat op een onmiddellijke opvangplek in de reguliere opvang van Fedasil, de Belgische autoriteiten en NGO’s met financiële ondersteuning van de Belgische autoriteiten voorzien in noodopvang voor een grote groep.
De rechtbank overweegt als volgt.
7. Verweerder heeft naar aanleiding van de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 20 februari 2023 (ECLI:NL:RBDHA:2023:1853), informatie opgevraagd bij de Belgische autoriteiten. Bij brieven van 9 maart 2023 en 28 maart 2023 hebben de Belgische autoriteiten informatie over de opvang gegeven en antwoord gegeven op de vragen die verweerder heeft gesteld.
8. De rechtbank stelt vast dat de brief van 9 maart 2023– voorover hier van belang – het volgende vermeld: “
België kan echter niet garanderen dat verzoekers die overgedragen worden in het kader van de Dublinverordening en recht hebben op opvang, onmiddellijk een opvangplaats krijgen. Wegens het gebrek aan plaatsen in het opvangnetwerk wordt momenteel voorrang gegeven aan families, kinderen, vrouwen en andere kwetsbare personen. Zij krijgen na de registratie van hun verzoek om internationale bescherming onmiddellijk een opvangplaats toegewezen.”.
9. In de brief van 28 maart 2023 hebben de Belgische autoriteiten antwoord gegeven op een aantal vragen van verweerder. Eén van die vragen betreft de volgende:
(2) Wat wordt verstaan onder ‘kwetsbare personen’?Het antwoord op die vraag luidt als volgt: “
Het kan onder andere betreffen: sterk verzwakte personen, personen met tekenen van ziekte, met psychiatrische problemen, met een handicap, alleenstaande vrouwen, zwangere vrouwen, LGBTQI+, slachtoffers van mensenhandel, niet begeleide minderjarige vreemdelingen, personen van 60 jaar of ouder, personen jonger dan 20 jaar. De kwetsbaarheid wordt per geval onderzocht.
10. De rechtbank is van oordeel dat dit antwoord niet los kan worden gezien van de informatie in de brief van 9 maart 2023. De brief van 9 maart 2023 is duidelijk. Daaruit blijkt dat vrouwen onmiddellijk een opvangplaats toegewezen krijgen (na registratie van hun verzoek om internationale bescherming). Het antwoord in de brief van 28 maart 2023 moet naar het oordeel van de rechtbank in dat licht worden gelezen. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat voor zover de brief van 28 maart 2023 melding maakt van het feit dat de kwetsbaarheid per geval wordt onderzocht dit niet ziet op de (alleenstaande) vrouwen zoals eiseres. Dat betekent dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat opvang van eiseres bij terugkomst in België gegarandeerd is (nadat haar verzoek om internationale bescherming is geregistreerd). Verweerder heeft dan ook terecht gesteld dat in dit geval van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan.
11. Anders dan eiseres stelt leidt de omstandigheid dat mogelijk voor andere categorieën geen opvang is gegarandeerd niet tot de conclusie dat verweerder zich in dit geval niet kan beroepen op het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
12. Ook het beroep dat eiseres heeft gedaan op artikel 17, van de Dublinverordening slaagt niet. De rechtbank overweegt dat volgens paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 terughoudend gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid om het asielverzoek te behandelen op grond van artikel 17, van de Dublinverordening. Gelet op de ruime mate van bestuurlijke vrijheid die verweerder heeft, toetst de rechtbank deze beslissing terughoudend. Uitgaande van de terughoudende toetsing is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat in dit geval geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan België vanwege onevenredige hardheid. Dat eiseres hier inmiddels vrienden heeft, zij zich prettig voelt bij die vrienden, die vrienden haar helpen met de problemen die zij ervaart en zij dus graag in Nederland blijft, is begrijpelijk, maar maakt de voorgaande conclusie niet anders. Wat betreft de behandeling door Fier overweegt de rechtbank dat ook dit de conclusie niet verandert. Los van de vraag in hoeverre de behandeling inmiddels is aangevangen, mag verweerder ervan uitgaan dat zij in België dezelfde soort zorg kan krijgen en dat overdracht aan België niet leidt tot onevenredige hardheid.

Conclusie en gevolgen

13. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres terecht buiten behandeling gesteld. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J. Tijnagel, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.