ECLI:NL:RBDHA:2023:11730

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.21432
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en uitzetting van een Somaliër naar Denemarken in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, een Somaliër, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 12 juli 2023, waarin de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft, na akkoord van partijen, besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was. Eiser heeft op 27 juli 2023 de gronden van zijn beroep ingediend, waarop verweerder op 28 juli 2023 heeft gereageerd.

Eiser stelt dat hij niet kan worden overgedragen aan Denemarken, omdat hij daar zou worden uitgezet naar Somalië, waar de situatie onveilig is. Hij verwijst naar een Algemeen Ambtsbericht van juni 2023. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat er geen strijd is met het verbod op indirect refoulement, aangezien eiser al een asielprocedure in Nederland heeft doorlopen. De rechtbank wijst erop dat de relevante feiten en omstandigheden in het kader van de Dublinverordening zijn behandeld en dat de beroepsgronden van eiser niet opgaan, omdat de overdracht aan Somalië niet aan de orde is.

De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat er voldoende gronden zijn om aan te nemen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21432

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R.S. Sewdajal),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. G. Cambier).

Procesverloop

Bij besluit van 12 juli 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59a van de Vw [1] opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft, na akkoord van partijen, bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft. Op 27 juli 2023 heeft eiser de gronden van het beroep ingediend. Verweerder heeft op 28 juli 2023 een verweerschrift ingediend. Op 1 augustus 2023 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Somalische nationaliteit te hebben.
Maatregel van bewaring
2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de maatregel nodig is, omdat concrete aanknopingspunten bestaan voor een overdracht als bedoeld in de Dublinverordening [2] en een significant risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft, onder verwijzing naar artikel 5.1b, tweede, derde en vierde lid, van het Vb [3] , als zware gronden vermeld dat eiser:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3j. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen en geen medewerking verleent aan de overdracht aan de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek;
3k. een overdrachtsbesluit heeft ontvangen, hem op zijn initiatief een termijn is gesteld om uit eigen beweging te vertrekken naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielverzoek, en hij niet uit eigen beweging binnen deze termijn is vertrokken.
en als lichte gronden vermeld dat eiser:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.
3. Eiser heeft de gronden die verweerder aan de maatregel van bewaring ten grondslag heeft gelegd, niet betwist. De zware gronden en de lichte gronden zijn voldoende om aan te nemen dat er een risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Deze gronden kunnen de maatregel van bewaring daarom dragen.
Beroepsgronden
4. Verder stelt eiser dat hij niet kan worden overgedragen aan Denemarken, omdat Nederland hierdoor zou meewerken om eiser uit te zetten naar Somalië. Eiser meent dat zijn asielaanvraag in Denemarken is afgewezen, waardoor hij zal worden uitgezet naar Somalië. Nu de situatie in Somalië dusdanig is verslechterd, kan eiser hier niet naartoe worden gestuurd. Eiser verwijst hiervoor naar het Algemeen Ambtsbericht van Somalië van juni 2023. Daarnaast had verweerder bij de beoordeling van zijn herhaalde asielaanvraag de documenten van de Deense autoriteiten moeten onderzoeken en betrekken. Deze documenten kunnen immers worden aangemerkt als nieuwe elementen en feiten. Uit deze documenten blijkt dat eiser is uitgeprocedeerd in Denemarken en terug wordt gestuurd naar Somalië. Tot slot stelt eiser dat verweerder een lichter middel had moeten opleggen.
Dublinprocedure
5. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt stelt dat hij niet handelt in strijd met het verbod op indirect refoulement door eiser over te dragen aan Denemarken. Eiser heeft reeds de asielprocedure in Nederland doorlopen en hierbij zijn alle relevante feiten en omstandigheden in het kader van Dublinoverdracht aan Denemarken behandeld. Verweerder verwijst dan ook terecht naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem van 17 mei 2023 [4] , waaruit blijkt dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling is genomen, omdat Denemarken verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan in het kader van de Dublinverordening. Voor zover eiser stelt dat deze uitspraak niet juist is of dat verweerder andere stukken had moeten betrekken bij deze beoordeling, had eiser dat in de procedure die zag op dát besluit aan de orde moeten stellen. Het beroep van eiser richt zich in déze procedure alleen tegen de maatregel van bewaring. De beroepsgronden die zien op overdracht aan Somalië, volgt de rechtbank verder niet, nu overdracht aan Somalië niet aan de orde is, omdat eiser wordt overgedragen aan Denemarken.
Lichter middel
6. De rechtbank volgt eiser verder niet in zijn standpunt dat een lichter middel had moeten worden opgelegd. Gelet op de gronden van de maatregel, is een risico op onttrekking gegeven. Verweerder heeft verder in de maatregel voldoende gemotiveerd waarom eisers persoonlijke omstandigheden niet leiden tot het opleggen van een lichter middel. Verweerder had dan ook niet hoeven volstaan met een lichter middel.
Ambtshalve toets
7. De rechtbank overweegt ten slotte dat zij, nu zij gehouden is de maatregel van bewaring ambtshalve op rechtmatigheid te beoordelen, [5] geen onregelmatigheden heeft vastgesteld bij de toepassing en tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring die leiden tot onrechtmatigheid van de maatregel.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Vreemdelingenbesluit 2000.
4.NL22.23765. Bevestigd door de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 19 juni 2023, 202303271/1/V3.
5.Zoals is bevestigd door het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 in de gevoegde zaken C704/20 en C-39/21 en - in aansluiting hierop - ook in ABRvS 26 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2829.