In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van eiser, een Somaliër, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 12 juli 2023, waarin de maatregel van bewaring werd opgelegd op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft, na akkoord van partijen, besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was. Eiser heeft op 27 juli 2023 de gronden van zijn beroep ingediend, waarop verweerder op 28 juli 2023 heeft gereageerd.
Eiser stelt dat hij niet kan worden overgedragen aan Denemarken, omdat hij daar zou worden uitgezet naar Somalië, waar de situatie onveilig is. Hij verwijst naar een Algemeen Ambtsbericht van juni 2023. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat er geen strijd is met het verbod op indirect refoulement, aangezien eiser al een asielprocedure in Nederland heeft doorlopen. De rechtbank wijst erop dat de relevante feiten en omstandigheden in het kader van de Dublinverordening zijn behandeld en dat de beroepsgronden van eiser niet opgaan, omdat de overdracht aan Somalië niet aan de orde is.
De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat er voldoende gronden zijn om aan te nemen dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na bekendmaking.