In deze zaak heeft eiseres, geboren op een onbekende datum en van Jemenitische nationaliteit, op 14 januari 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. De aanvraag betreft een nareis. Eiseres heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag, waarna zij op 8 juni 2023 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door verweerder is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Het beroep is kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag van eiseres. Tevens is bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de ingebrekestelling. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 418,50, en moet hij het door eiseres betaalde griffierecht van € 184,- vergoeden.