ECLI:NL:RBDHA:2023:11726

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 augustus 2023
Publicatiedatum
4 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.15180 V en NL23.15182 V
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens ontbreken procesbelang bij asielaanvragen

Op 4 augustus 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzetprocedure van twee opposanten tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De opposanten, die asiel hadden aangevraagd, waren op 31 juli 2023 met onbekende bestemming vertrokken en hadden sindsdien geen contact meer onderhouden met hun gemachtigde. De rechtbank had eerder, op 18 juli 2023, het beroep van de opposanten tegen het besluit van de staatssecretaris om hun asielaanvragen niet in behandeling te nemen, kennelijk ongegrond verklaard. De staatssecretaris had gesteld dat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvragen.

Tijdens de zitting op 3 augustus 2023 werd het verzet behandeld, maar de opposanten waren niet verschenen. De rechtbank oordeelde dat, gezien het feit dat de opposanten met onbekende bestemming waren vertrokken en geen contact meer hadden met hun gemachtigde, er geen procesbelang meer was bij de beoordeling van het verzet. De rechtbank baseerde haar oordeel op vaste rechtspraak, die stelt dat als een vreemdeling zonder contact met zijn gemachtigde vertrekt, hij kennelijk geen prijs meer stelt op de bescherming die hij zocht.

De rechtbank verklaarde het verzet niet-ontvankelijk en besliste dat de opposanten geen proceskostenvergoeding zouden ontvangen. Deze uitspraak is gedaan door rechter J.Y.B. Jansen, in aanwezigheid van griffier M. Lok, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.15180 V en NL23.15182 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer op het verzet van

[eiser] en [eiseres] , opposanten

V-nummers: [nummer] en [nummer]
(gemachtigde: mr. J.J. de Vries)
tegen de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 18 juli 2023 in het beroep van opposanten tegen

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In het besluit van 22 mei 2023 heeft de staatssecretaris de asielaanvragen van opposanten niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
Opposanten hebben hiertegen beroep ingesteld.
1.2.
Deze rechtbank en zittingsplaats heeft het beroep in de uitspraak van 18 juli 2023 kennelijk ongegrond verklaard met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
1.3.
Opposanten hebben tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
1.4.
De rechtbank heeft het verzet, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 3 augustus 2023 op zitting behandeld. Aan de zitting hebben deelgenomen: de gemachtigde van opposanten en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk en zal dat hierna toelichten.
2.1.
De staatssecretaris heeft de rechtbank bericht dat opposanten op 31 juli 2023 zelfstandig de woonruimte hebben verlaten en met onbekende bestemming zijn vertrokken. Volgens de staatssecretaris is niet gebleken dat opposanten zich sindsdien bij de staatssecretaris, DT&V, COa of AVIM hebben gemeld. Opposanten zijn niet op zitting verschenen.
2.2.
Hierin ziet de rechtbank aanleiding om te onderzoeken of opposanten nog procesbelang hebben bij het verzet.
2.3.
Uit vaste rechtspraak volgt dat, als de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder contact te onderhouden met zijn gemachtigde, hij kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. In dat geval heeft de vreemdeling geen rechtens te beschermen belang meer bij een beoordeling van het verzet. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [1]
2.4.
In deze zaak is de rechtbank uit het dossier gebleken dat opposanten op 31 juli 2023 met onbekende bestemming zijn vertrokken. Desgevraagd heeft de gemachtigde van opposanten verklaard dat opposanten sinds 26 juli 2023 geen contact meer met hem hebben onderhouden en de gemachtigde is niet op de hoogte van de verblijfplaats van opposanten. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat opposanten kennelijk geen prijs meer stellen op de door hen gezochte bescherming en dus geen belang meer hebben bij de beoordeling van het verzet. Het verzet is daarom niet-ontvankelijk.
3. Opposanten krijgen geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Lok, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579