ECLI:NL:RBDHA:2023:11610
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om proceskostenvergoeding na de intrekking van een asielberoep. Verzoeker, een Syrische nationaliteit met een V-nummer, had op 13 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 23 augustus 2022. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 11 mei 2023 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Verzoeker trok zijn beroep in op 25 mei 2023 en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De Staatssecretaris verzet zich tegen deze vergoeding.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien verzoeker zijn beroep heeft ingetrokken omdat het bestuursorgaan aan zijn verzoek heeft tegemoetgekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten. Echter, de rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor verzoeker op 23 februari 2023 eindigde, maar dat deze termijn met negen maanden is verlengd door de staatssecretaris op basis van het WBV 2022/22. Hierdoor eindigt de beslistermijn op 23 november 2023.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, waardoor er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt afgewezen als kennelijk ongegrond. De uitspraak is gedaan door rechter M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier F.Q. Peters, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.