ECLI:NL:RBDHA:2023:11539
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en beslistermijnen
In deze zaak heeft eiser, een Iraakse nationaliteit hebbende persoon, op 29 maart 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, waarna hij op 6 november 2022 beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De Staatssecretaris heeft op 23 februari 2023 alsnog de aanvraag ingewilligd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. Eiser heeft zijn beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit, maar de rechtbank stelt vast dat de Staatssecretaris op 23 februari 2023 alsnog een besluit heeft genomen. Hierdoor is het beroep, voor zover gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de ingebrekestelling van 9 oktober 2022 prematuur is ingediend, omdat de wettelijke beslistermijn op 29 juni 2023 is verstreken.
De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door rechter M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier F.Q. Peters, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.