In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de bewaring van een vreemdeling, eiser, die van Marokkaanse nationaliteit is. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 17 juli 2023 de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, dat tevens als verzoek om schadevergoeding moet worden aangemerkt. Tijdens de zitting op 28 juli 2023 is eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris de maatregel van bewaring terecht heeft opgelegd, omdat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestaat. Dit risico is onderbouwd met verschillende gronden, waaronder het feit dat eiser Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen en zich enige tijd aan het toezicht heeft onttrokken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende gronden heeft om de maatregel te rechtvaardigen en dat er geen reden was om een lichter middel toe te passen. Eiser heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de maatregel onevenredig bezwarend zouden maken.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.