ECLI:NL:RBDHA:2023:11526
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet-tijdige beslissing door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Syrische nationaliteit, op 22 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze procedure, heeft niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiser heeft verweerder op 23 mei 2023 in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing en heeft op 8 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn aanvraag op 22 september 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou op 22 maart 2023 verstrijken. Echter, de staatssecretaris heeft de beslistermijn met negen maanden verlengd op basis van het WBV 2022/22, omdat er een groot aantal aanvragen was. De rechtbank heeft eerder in een andere uitspraak geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is, en ziet geen aanleiding om van dat oordeel af te wijken in deze zaak.
Aangezien de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig is, is de ingebrekestelling van 23 mei 2023 prematuur ingediend. Het beroep van eiser voldoet daarom niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep dan ook kennelijk niet-ontvankelijk en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.