ECLI:NL:RBDHA:2023:11522
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag en verlenging van beslistermijn
In deze zaak heeft eiseres, een Syrische nationaliteit hebbende vrouw, op 1 augustus 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Op 7 februari 2023 heeft zij de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Vervolgens heeft eiseres op 1 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2 van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Tevens is in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb bepaald dat een beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is. De wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de Staatssecretaris eindigde op 1 februari 2023, maar door de inwerkingtreding van het WBV 2022/22 is deze termijn met negen maanden verlengd. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een situatie die een verlenging rechtvaardigde.
De rechtbank concludeert dat de beslistermijn eindigt op 1 november 2023, waardoor de ingebrekestelling van 7 februari 2023 prematuur is ingediend. Het beroep voldoet niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, en is daarom kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.