Uitspraak
RECHTBANK Den Haag
1.[eisende partij sub 1] te [plaats] ,2. [eisende partij sub 2] te [plaats] ,
1.De procedure
2.De feiten
- € 22.990,00 plus wettelijke rente vanaf 17 mei 2021,
- € 1.950,00 plus wettelijke rente vanaf 20 november 2021;
- € 1.215,93 plus wettelijke rente vanaf 20 november 2021;
- € 2.336,45 plus wettelijke rente vanaf 14 dagen na het vonnis;
- € 2.627,97 plus wettelijke rente vanaf 14 dagen na het vonnis;
- € 248,00plus wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis;
alle vorderingen gelden dan wel geldswaarden en/of roerende zaken die geen registergoederen zijn, die de derde-beslagene onder zich heeft en/of uit een reeds nu bestaande rechtsverhouding onder zijn/haar berusting heeft en/of mocht verkrijgen, respectievelijk schuldig is of zal worden aanZinklook B.V.’ ter verzekering en om betaling te krijgen van:
- € 31.368,35 volgens het vonnis van de rechtbank Amsterdam;
- PM wettelijke rente volgens het vonnis van de rechtbank Amsterdam;
- € 137,95 betekening
- € 355,98 executiekosten
- € 265,64 kosten van exploot waarmee executoriaal derdenbeslag werd gelegd;
- PMkosten overbetekening executoriaal derdenbeslag.
‘dat er tussen ondergetekende en de schuldenaar geen enkele rechtsverhouding bestaat of heeft bestaan, uit hoofde waarvan de schuldenaar op het tijdstip van het beslag nog iets van ondergetekende had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen.’
(…) Het hoger beroep raakt het gehele vonnis, dus zowel de veroordeling van Zinklook B.V., als de afwijzing van de vordering van uw cliënten op ZLM B.V. Nu er echter geen onherroepelijk vonnis ten grondslag ligt aan de vordering van uw cliënten, U heeft immers beroep ingesteld tegen dit vonnis, is er voor ZLM op dit moment geen enkele reden om een nadere verklaring af te doen leggen dan wel U van bewijsmiddelen te voorzien. (…)’
een juiste verklaring af te leggen en deze verklaring te voorzien van bescheiden die deze verklaring staven, althans de reeds afgelegde verklaring te voorzien van bewijs’. Daarbij is aangezegd dat als niet tijdig wordt vernomen, overgegaan wordt tot het treffen van (rechts)maatregelen. Hieraan heeft ZLM niet voldaan.
3.Het geschil
primair:
subsidiair:
4.De beoordeling
ruime tijd voor het derdenbeslag deels verrekend [zijn] met de vordering die ZLM op Zinklook had en deels door ZLM aan Zinklook [zijn] betaald”. Uit het verweer van ZLM volgt niet welk deel van de vordering is verrekend, en ZLM heeft verder ook geen bescheiden overgelegd waaruit de gestelde verrekening en betaling blijkt. Volgens ZLM bestond er ook nog een rekening-courantverhouding tussen haar en Zinklook, op grond waarvan Zinklook op 1 januari 2021 een schuld had van € 50.046,90 aan ZLM, die op 1 oktober 2022 volledig zou zijn afgelost. Uit de door ZLM overgelegde stukken kan echter niet worden afgeleid of, en zo ja voor welk gedeelte, de door [eisende partij sub 1 c.s.] gedane betalingen in de bestaande rekening-courant verhouding zijn betrokken, zodat het voor [eisende partij sub 1 c.s.] en de rechtbank nog steeds niet duidelijk is wat er nu precies met de door [eisende partij sub 1 c.s.] verrichte betalingen is gebeurd. Daarnaast stelt ZLM nog dat Zinklook wel eens materialen levert aan ZLM en dat deze leveringen van materialen zijn verrekend met de vordering die Zinklook op ZLM heeft. De rechtbank kan deze stelling niet volgen, aangezien een levering van materialen door Zinklook aan ZLM zou leiden tot een betalingsverplichting van ZLM aan Zinklook naast de verplichting van ZLM om € 25.289 aan Zinklook te betalen. Er is dan dus geen sprake van tegenover elkaar staande vorderingen die tot hun gemeenschappelijk beloop kunnen worden verrekend. Voor zover ZLM leveringen van goederen door ZLM aan Zinklook bedoelde, geldt dat deze stelling onvoldoende is toegelicht en in het geheel niet is onderbouwd.
5.De beslissing
woensdag 30 augustus 2023voor het nemen van een akte door ZLM over wat is vermeld onder 4.7, waarna [eisende partij sub 1 c.s.] op de rol van vier weken daarna een antwoordakte kan nemen,