Wat de rechtbank vindt
6. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 26 januari 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
7. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van (verzekerings-)artsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
8. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. Vervolgens heeft hij een psychiatrisch expertiseonderzoek laten verrichten door Psyon. De arts beschrijft in zijn rapport (onder meer) de klachten van eiser, de diagnose en de prognose.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in zijn rapport van 12 augustus 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en de informatie van de behandelaars in de heroverweging betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser gesproken op de online-hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de arts.
10. Over de medische informatie die eiser in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat deze informatie geen aanleiding geeft om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
11. De (verzekerings-)artsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling en een expertise laten verrichten. Dat eiser vindt dat niet alle ingediende en opgevraagde informatie is betrokken bij het medisch onderzoek volgt de rechtbank niet. In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 augustus 2021 wordt beschreven dat de informatie van behandelend psychiater Upmeijer en zijn reactie op het rapport van Psyon in de heroverweging worden betrokken. Ook de (ongedateerde) functionele mogelijkhedenlijst opgesteld door Angun, huisarts, wordt vermeld. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de gestelde beperkingen niet overneemt en geen contact heeft opgenomen met Angun, maakt het onderzoek niet onzorgvuldig.
12. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De (verzekerings-)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
13. De arts heeft aangenomen dat eiser beperkt wordt door psychische klachten (overige aanpassingsstoornissen) en fysieke klachten (rugpijn aspecifiek chronisch). In de FML heeft de arts beperkingen opgenomen voor persoonlijk functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen.
14. Eiser voert aan dat zijn klachten ernstiger zijn dan het UWV aanneemt. Nergens blijkt uit dat de medische situatie van eiser is verbeterd sinds de einde-wachttijdbeoordeling. Het UWV heeft ten onrechte geen waarde gehecht aan de informatie van Angun. Ook ten aanzien van de informatie van Upmeijer herhaalt eiser dat deze informatie ten onrechte buiten beschouwing is gelaten. Eiser verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen, nu niet alle door eiser ingebrachte informatie betrokken is. Volgens eiser worden Upmeijer en Angun onterecht beschuldigd van leugenachtige en valse uitingen, zonder dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit onderbouwt. Eiser heeft zijn stellingen onderbouwd met een verklaring van huisarts Baskaya van 17 december 2021, waarin die stelt dat verdenking van aggravatie bij een getraumatiseerde patiënt met lichamelijke beperkingen, die ook bij eigen onderzoek zijn vast te stellen, niet op zijn plaats is. Verder overlegt eiser een uitdraai van de Polikliniek Neurologie waaruit blijkt dat eiser wordt ingepland voor een operatie voor ulnaropathie aan zijn linkerarm. Tot slot stuurt eiser een bijgestelde behandelovereenkomst van zijn behandeld psychiater en psycholoog.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 12 augustus 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de arts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. Hij motiveert ook waarom de informatie van Upmeijer en Angun geen aanleiding geeft de conclusie van het expertiserapport, en daarmee de conclusie van de arts, te verlaten. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep baseert Upmeijer zich voornamelijk op de geclaimde klachten en de ingevulde scores, zonder deze voldoende te objectiveren. Verder stelt Upmeijer onterecht dat er vanwege de medicatie van eiser geen objectief oordeel geveld kan worden over het toestandsbeeld en dat de validatietest daarmee onbetrouwbaar is. Ook objectiveert Upmeijer onvoldoende wat het effect van de daadwerkelijk ingenomen medicatie op eiser is, terwijl hij daar wel arbeidsbeperkingen aan koppelt. Het fysieke mogelijkhedenprofiel opgesteld door Angun voldoet volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet aan de eisen die hieraan gesteld mogen worden. Angun is overigens arts en geen geregistreerde verzekeringsarts. Bovendien wordt zonder inhoudelijke onderbouwing op alle items in het fysieke mogelijkhedenprofiel de sterkste beperking aangegeven. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen.
16. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom ook de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. De gronden van eiser komen deels overeen met de gronden zoals die door eiser in bezwaar zijn ingediend. Hierop is de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van de 12 augustus 2021 afdoende ingegaan. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat de pijnklachten aan de linkerarm bekend waren. In de informatie van de neuroloog van 15 september 2015 wordt ulnaropathie al als mogelijke diagnose genoemd. Deze diagnose verklaart echter niet alle fysieke klachten van eiser en er blijft al met al een forse discrepantie tussen de klachten van eiser en de objectiveerbare afwijkingen. Bovendien heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat geen van de geduide functies zou komen te vervallen indien er wel wordt uitgegaan van de gevoelsstoornissen in de linker pink en ringvinger door de ulnaropathie, omdat de pink en ringvinger in die functies nauwelijks belast worden. De informatie van de huisarts ziet ook op de klachten aan de linkerarm en leidt evenmin tot een gewijzigd medisch inzicht. De bijgestelde behandelovereenkomst ziet op een datum die ruim na 26 januari 2021 ligt. Omdat de behandeling op zich al bekend was en er in de bijgestelde behandelovereenkomst geen nieuwe feiten of omstandigheden staan die zien op of rond 26 januari 2021, ziet het UWV geen reden om zijn standpunt te wijzingen. De rechtbank kan deze motivering volgen en vindt het ook voldoende.
17. Nu de verzekeringsarts voldoende onderbouwd heeft waarom ook de medische stukken die eiser heeft toegestuurd niet tot meer of andere beperkingen zouden moeten leiden, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank ziet verder in het feit dat het UWV dezelfde externe deskundige gevraagd heeft te reageren op de reactie van Upmeijer op het expertiserapport geen grond om zelf een onafhankelijke deskkundige te benoemen, en wijst dat verzoek dan ook af.
De arbeidskundige beoordeling
18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie;
- ( sbc-code 267053) Wikkelaar (nieuw en revisie);
- ( sbc-code 111160) Textielproductenmaker (exclusief vervaardigen textiel).
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 20 september 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De stelling van eiser dat hij ten gevolge van zijn klachten en beperkingen niet in staat is om de geduide functies te verrichten, is in feite gericht tegen de in de FML vastgelegde medische belastbaarheid. De rechtbank heeft onder punt 17 geoordeeld dat er geen aanleiding is om aan de juistheid daarvan te twijfelen. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op de datum in geding met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 73,51% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende, zodat eiser voor de overige 26,49% arbeidsongeschikt is.
Nieuw primair besluit en gegrond bezwaar?
20. Eiser vindt verder dat zijn bezwaar gegrond verklaard had moeten worden nu er door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep naar aanleiding van het bezwaar nieuwe functies zijn geduid. Eiser verwijst hierbij naar het standpunt van het UWV in een uitspraak van de rechtbank Den Haag in een vergelijkbare zaak. Doordat er geen nieuw primair besluit is genomen, verliest eiser volgens hem een mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de nieuwe functies. Bovendien is zijn WIA-uitkering hierdoor ten onrechte niet per 23 november 2021 beëindigd, maar per 27 maart 2021.
21. De rechtbank volgt eiser niet en zal dat uitleggen. De rechtbank merkt allereerst op dat indien het UWV in bezwaar tot een andere beoordeling komt, het niet past in het systeem van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om een nieuw primair besluit te nemen, zoals eiser wenst. Het systeem van de Awb brengt met zich dat een besluit dat wordt genomen na bezwaar, een beslissing op bezwaar is, en dus geen nieuw primair besluit. Voor zover eiser bedoelt te stellen dat het bezwaar gegrond had moeten worden verklaard, merkt de rechtbank het volgende op. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen het bij-duiden van functies binnen dezelfde sbc-code en het duiden van nieuwe functies met een andere sbc-code. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB)blijkt dat het bij-duiden van functies bij een lopende uitkering geoorloofd is indien het betrokkene op grond van de voorgehouden functies voldoende duidelijk kan zijn dat hij ook voor het vervullen van de bij-geduide functies geschikt zou kunnen worden geacht. Een voldoende mate van verwantschap wordt vastgesteld op basis van de aard en inhoud van de aan de bij-geduide en voorgehouden functies verbonden werkzaamheden. Indien onder een voorgehouden sbc-code wordt bij-geduid is in ieder geval sprake van een voldoende mate van verwantschap nu het daarbij gaat om functies die qua werkzaamheden voor minimaal 65% overeenstemmen. Nu de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep functies heeft geduid onder dezelfde sbc-code als de primair geduide functies, heeft het UWV daarom terecht het bezwaar niet gegrond verklaard en leiden de bij-geduide functies niet tot een nieuwe uitlooptermijn van de WIA-uitkering.
Geen strijd met enig algemeen beginselen van behoorlijk bestuur
22. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoende is gemotiveerd. De rechtbank overweegt tot slot nog dat de Wet WIA voor een belangenafweging geen ruimte biedt bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid, omdat de toepasselijke wetsbepalingen dwingendrechtelijk van aard zijn. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die nopen om hiervan af te wijken.