ECLI:NL:RBDHA:2023:1150

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2023
Publicatiedatum
6 februari 2023
Zaaknummer
SGR 21/6265
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de beëindiging van de WIA-uitkering. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht heeft besloten dat eiser op 26 januari 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was, waardoor de uitkering per 27 maart 2021 kon worden beëindigd. Eiser had eerder een WIA-uitkering ontvangen op basis van een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%, maar na een herbeoordeling door het UWV werd vastgesteld dat zijn arbeidsongeschiktheid was gedaald naar 23,41%. Eiser voerde aan dat de medische informatie niet zorgvuldig was beoordeeld en verzocht om de benoeming van een deskundige, maar de rechtbank wees dit verzoek af. De rechtbank concludeerde dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de artsen de klachten van eiser adequaat hadden beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusies van het UWV en dat de beëindiging van de uitkering rechtmatig was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk kreeg in zijn verzoek om de beëindiging van de WIA-uitkering te herzien.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/6265

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. H. Uzumcu),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: T. Eversteijn).

Procesverloop

Met het besluit van 26 januari 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de uitkering van eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 27 maart 2021 beëindigd, omdat eiser vanaf 26 januari 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
Met het besluit van 22 september 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting van 23 januari 2023. Eiser was aanwezig samen met zijn gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser had een WIA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Het UWV heeft op verzoek van eiser een herbeoordeling gedaan van zijn arbeidsgeschiktheid, omdat eiser meende dat zijn beperkingen duurzaam van aard waren.
2. Een arts van het UWV [1] heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiser met de middelste van de voor deze schatting gebruikte functies 76,59% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 23,41%. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het UWV geen WIA-uitkering meer krijgen.
3. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het maatmanloon aangepast. Ook heeft hij alle vijf geduide functies verworpen, omdat eiser niet aan de gestelde vereisten voldeed. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem (hierna: CBBS) geraadpleegd en drie nieuwe, gelijksoortige functies geselecteerd binnen dezelfde SBC-codes. De mate van arbeidsongeschiktheid heeft hij vastgesteld op 26,49%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

4. Eiser is het niet met het UWV eens. Volgens eiser is de ingebrachte en opgevraagde medische informatie buiten beschouwing gelaten. Eiser verzoekt de rechtbank daarom om een deskundige te benoemen. Verder stelt eiser dat hij meer beperkt is en met zijn beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt niet kan verrichten. Bovendien vindt eiser het onzorgvuldig dat, nu er in bezwaar nieuwe functies zijn geduid, het primaire besluit niet is vernietigd en er geen nieuw primair besluit is genomen. De rechtbank vat deze beroepsgrond mede op als dat het bezwaar volgens eiser gegrond verklaard had moeten worden. De WIA-uitkering zou daardoor pas op 23 november 2021 beëindigd moeten worden. Tot slot vindt eiser dat het besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in ruime zin, met name het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel en het beginsel van evenwichtige belangenafweging.

Waarover het gaat in deze zaak

5. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 26,49% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 26 januari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

6. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiser op 26 januari 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
7. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van (verzekerings-)artsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat de rapporten die over hem zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
8. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien en onderzocht. Vervolgens heeft hij een psychiatrisch expertiseonderzoek laten verrichten door Psyon. De arts beschrijft in zijn rapport (onder meer) de klachten van eiser, de diagnose en de prognose.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in zijn rapport van 12 augustus 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en de informatie van de behandelaars in de heroverweging betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiser gesproken op de online-hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de arts.
10. Over de medische informatie die eiser in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat deze informatie geen aanleiding geeft om het eerder ingenomen standpunt te wijzigen.
11. De (verzekerings-)artsen hebben alle klachten van eiser en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling en een expertise laten verrichten. Dat eiser vindt dat niet alle ingediende en opgevraagde informatie is betrokken bij het medisch onderzoek volgt de rechtbank niet. In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 augustus 2021 wordt beschreven dat de informatie van behandelend psychiater Upmeijer en zijn reactie op het rapport van Psyon in de heroverweging worden betrokken. Ook de (ongedateerde) functionele mogelijkhedenlijst opgesteld door Angun, huisarts, wordt vermeld. Dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de gestelde beperkingen niet overneemt en geen contact heeft opgenomen met Angun, maakt het onderzoek niet onzorgvuldig.
12. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De (verzekerings-)artsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
13. De arts heeft aangenomen dat eiser beperkt wordt door psychische klachten (overige aanpassingsstoornissen) en fysieke klachten (rugpijn aspecifiek chronisch). In de FML heeft de arts beperkingen opgenomen voor persoonlijk functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen.
14. Eiser voert aan dat zijn klachten ernstiger zijn dan het UWV aanneemt. Nergens blijkt uit dat de medische situatie van eiser is verbeterd sinds de einde-wachttijdbeoordeling. Het UWV heeft ten onrechte geen waarde gehecht aan de informatie van Angun. Ook ten aanzien van de informatie van Upmeijer herhaalt eiser dat deze informatie ten onrechte buiten beschouwing is gelaten. Eiser verzoekt de rechtbank om een deskundige te benoemen, nu niet alle door eiser ingebrachte informatie betrokken is. Volgens eiser worden Upmeijer en Angun onterecht beschuldigd van leugenachtige en valse uitingen, zonder dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit onderbouwt. Eiser heeft zijn stellingen onderbouwd met een verklaring van huisarts Baskaya van 17 december 2021, waarin die stelt dat verdenking van aggravatie bij een getraumatiseerde patiënt met lichamelijke beperkingen, die ook bij eigen onderzoek zijn vast te stellen, niet op zijn plaats is. Verder overlegt eiser een uitdraai van de Polikliniek Neurologie waaruit blijkt dat eiser wordt ingepland voor een operatie voor ulnaropathie aan zijn linkerarm. Tot slot stuurt eiser een bijgestelde behandelovereenkomst van zijn behandeld psychiater en psycholoog.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 12 augustus 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de arts over de belastbaarheid van eiser in stand kan blijven. Hij motiveert ook waarom de informatie van Upmeijer en Angun geen aanleiding geeft de conclusie van het expertiserapport, en daarmee de conclusie van de arts, te verlaten. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep baseert Upmeijer zich voornamelijk op de geclaimde klachten en de ingevulde scores, zonder deze voldoende te objectiveren. Verder stelt Upmeijer onterecht dat er vanwege de medicatie van eiser geen objectief oordeel geveld kan worden over het toestandsbeeld en dat de validatietest daarmee onbetrouwbaar is. Ook objectiveert Upmeijer onvoldoende wat het effect van de daadwerkelijk ingenomen medicatie op eiser is, terwijl hij daar wel arbeidsbeperkingen aan koppelt. Het fysieke mogelijkhedenprofiel opgesteld door Angun voldoet volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet aan de eisen die hieraan gesteld mogen worden. Angun is overigens arts en geen geregistreerde verzekeringsarts. Bovendien wordt zonder inhoudelijke onderbouwing op alle items in het fysieke mogelijkhedenprofiel de sterkste beperking aangegeven. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgen.
16. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom ook de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. De gronden van eiser komen deels overeen met de gronden zoals die door eiser in bezwaar zijn ingediend. Hierop is de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van de 12 augustus 2021 afdoende ingegaan. Verder heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat de pijnklachten aan de linkerarm bekend waren. In de informatie van de neuroloog van 15 september 2015 wordt ulnaropathie al als mogelijke diagnose genoemd. Deze diagnose verklaart echter niet alle fysieke klachten van eiser en er blijft al met al een forse discrepantie tussen de klachten van eiser en de objectiveerbare afwijkingen. Bovendien heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geconcludeerd dat geen van de geduide functies zou komen te vervallen indien er wel wordt uitgegaan van de gevoelsstoornissen in de linker pink en ringvinger door de ulnaropathie, omdat de pink en ringvinger in die functies nauwelijks belast worden. De informatie van de huisarts ziet ook op de klachten aan de linkerarm en leidt evenmin tot een gewijzigd medisch inzicht. De bijgestelde behandelovereenkomst ziet op een datum die ruim na 26 januari 2021 ligt. Omdat de behandeling op zich al bekend was en er in de bijgestelde behandelovereenkomst geen nieuwe feiten of omstandigheden staan die zien op of rond 26 januari 2021, ziet het UWV geen reden om zijn standpunt te wijzingen. De rechtbank kan deze motivering volgen en vindt het ook voldoende.
17. Nu de verzekeringsarts voldoende onderbouwd heeft waarom ook de medische stukken die eiser heeft toegestuurd niet tot meer of andere beperkingen zouden moeten leiden, ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank ziet verder in het feit dat het UWV dezelfde externe deskundige gevraagd heeft te reageren op de reactie van Upmeijer op het expertiserapport geen grond om zelf een onafhankelijke deskkundige te benoemen, en wijst dat verzoek dan ook af.

De arbeidskundige beoordeling

18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- ( sbc-code 111180) Productiemedewerker industrie;
- ( sbc-code 267053) Wikkelaar (nieuw en revisie);
- ( sbc-code 111160) Textielproductenmaker (exclusief vervaardigen textiel).
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 20 september 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De stelling van eiser dat hij ten gevolge van zijn klachten en beperkingen niet in staat is om de geduide functies te verrichten, is in feite gericht tegen de in de FML vastgelegde medische belastbaarheid. De rechtbank heeft onder punt 17 geoordeeld dat er geen aanleiding is om aan de juistheid daarvan te twijfelen. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiser in staat is de functies te vervullen.
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op de datum in geding met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 73,51% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende, zodat eiser voor de overige 26,49% arbeidsongeschikt is.
Nieuw primair besluit en gegrond bezwaar?
20. Eiser vindt verder dat zijn bezwaar gegrond verklaard had moeten worden nu er door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep naar aanleiding van het bezwaar nieuwe functies zijn geduid. Eiser verwijst hierbij naar het standpunt van het UWV in een uitspraak van de rechtbank Den Haag in een vergelijkbare zaak. Doordat er geen nieuw primair besluit is genomen, verliest eiser volgens hem een mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de nieuwe functies. Bovendien is zijn WIA-uitkering hierdoor ten onrechte niet per 23 november 2021 beëindigd, maar per 27 maart 2021.
21. De rechtbank volgt eiser niet en zal dat uitleggen. De rechtbank merkt allereerst op dat indien het UWV in bezwaar tot een andere beoordeling komt, het niet past in het systeem van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om een nieuw primair besluit te nemen, zoals eiser wenst. Het systeem van de Awb brengt met zich dat een besluit dat wordt genomen na bezwaar, een beslissing op bezwaar is, en dus geen nieuw primair besluit. Voor zover eiser bedoelt te stellen dat het bezwaar gegrond had moeten worden verklaard, merkt de rechtbank het volgende op. Er moet onderscheid gemaakt worden tussen het bij-duiden van functies binnen dezelfde sbc-code en het duiden van nieuwe functies met een andere sbc-code. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [2] blijkt dat het bij-duiden van functies bij een lopende uitkering geoorloofd is indien het betrokkene op grond van de voorgehouden functies voldoende duidelijk kan zijn dat hij ook voor het vervullen van de bij-geduide functies geschikt zou kunnen worden geacht. Een voldoende mate van verwantschap wordt vastgesteld op basis van de aard en inhoud van de aan de bij-geduide en voorgehouden functies verbonden werkzaamheden. Indien onder een voorgehouden sbc-code wordt bij-geduid is in ieder geval sprake van een voldoende mate van verwantschap nu het daarbij gaat om functies die qua werkzaamheden voor minimaal 65% overeenstemmen. Nu de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep functies heeft geduid onder dezelfde sbc-code als de primair geduide functies, heeft het UWV daarom terecht het bezwaar niet gegrond verklaard en leiden de bij-geduide functies niet tot een nieuwe uitlooptermijn van de WIA-uitkering.
Geen strijd met enig algemeen beginselen van behoorlijk bestuur
22. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en voldoende is gemotiveerd. De rechtbank overweegt tot slot nog dat de Wet WIA voor een belangenafweging geen ruimte biedt bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid, omdat de toepasselijke wetsbepalingen dwingendrechtelijk van aard zijn. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die nopen om hiervan af te wijken.

De conclusie van de rechtbank

23. Het UWV heeft de WIAuitkering van eiser per 27 maart 2021 terecht beëindigd omdat eiser op 26 januari 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
24. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten en het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 6 februari 2023 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het Sociaal Medisch Oordeel is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.
2.Zie de uitspraak van de CRvB van 27 mei 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ7137.