ECLI:NL:RBDHA:2023:11498
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van bezwaarschrift en ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedures
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 28 november 2022, maar dit bezwaar werd door verweerder op 2 februari 2023 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat voor het indienen van een bezwaarschrift een termijn van zes weken geldt, die begint op de dag na de toezending van het besluit. In dit geval eindigde de termijn op 9 januari 2023, maar het bezwaarschrift werd pas op 17 januari 2023 door verweerder ontvangen, wat betekent dat het te laat was ingediend.
De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet heeft aangetoond dat hij de beschikking niet tijdig heeft ontvangen. De rechtbank oordeelt dat het aan eiser is om te bewijzen dat de beschikking niet op het juiste adres is verzonden, en dat hij niet voldoende heeft aangetoond dat de ontvangst van de beschikking betwijfeld kan worden. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep van eiser kennelijk ongegrond is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.