ECLI:NL:RBDHA:2023:11498

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2023
Publicatiedatum
2 augustus 2023
Zaaknummer
23_3029
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van bezwaarschrift en ontvankelijkheid in bestuursrechtelijke procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiser en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 28 november 2022, maar dit bezwaar werd door verweerder op 2 februari 2023 niet-ontvankelijk verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze beslissing. De rechtbank heeft vastgesteld dat voor het indienen van een bezwaarschrift een termijn van zes weken geldt, die begint op de dag na de toezending van het besluit. In dit geval eindigde de termijn op 9 januari 2023, maar het bezwaarschrift werd pas op 17 januari 2023 door verweerder ontvangen, wat betekent dat het te laat was ingediend.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet heeft aangetoond dat hij de beschikking niet tijdig heeft ontvangen. De rechtbank oordeelt dat het aan eiser is om te bewijzen dat de beschikking niet op het juiste adres is verzonden, en dat hij niet voldoende heeft aangetoond dat de ontvangst van de beschikking betwijfeld kan worden. De rechtbank concludeert dat verweerder terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat het beroep van eiser kennelijk ongegrond is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3029

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft bij beslissing op bezwaar van 2 februari 2023 het bezwaar van eiser tegen het besluit van 28 november 2022 niet-ontvankelijk verklaard. Bij brief van 6 februari 2023 heeft eiser beroep ingesteld tegen die beslissing op bezwaar.
Eiser heeft zich uitgelaten over de tijdigheid van het bezwaar.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Voor het indienen van een bezwaarschrift geldt een termijn van zes weken. Deze termijn begint op de dag nadat het besluit is toegezonden. Dit volgt uit artikel 6:8 van de Awb.
3. Een bezwaarschrift is tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn door verweerder is ontvangen. Als het bezwaarschrift per post wordt verstuurd, is het ook tijdig ingediend wanneer het voor afloop van de termijn op de post is gedaan en door verweerder is ontvangen binnen een week na afloop van de termijn. Dit volgt uit artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Awb.
4. Als iemand een bezwaarschrift te laat indient, moet het bestuursorgaan het bezwaar niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het bezwaarschrift betrokkene niet is toe te rekenen. Dan laat verweerder op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring als gevolg van die te late indiening achterwege.
5. Vast staat dat de dagtekening van de beschikking 28 november 2022 is, zodat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift eindigde op 9 januari 2023.
6. Verweerder heeft het bezwaarschrift eerst op 17 januari 2023 ontvangen. Het bezwaarschrift is dus te laat ingediend. De rechtbank leidt uit hetgeen eiser heeft aangevoerd af dat hij bestrijdt dat de beschikking is ontvangen.
7. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit niet dat de termijnoverschrijding eiser niet is toe te rekenen.
Uit de omstandigheid dat eiser een bezwaarschrift heeft ingediend dat op 17 januari 2023 door verweerder is ontvangen, leidt de rechtbank af dat eiser de beschikking van
28 november 2022 heeft ontvangen. Eiser heeft niet aangevoerd dat hij de beschikking buiten de bezwaartermijn heeft ontvangen en dat hij niet in staat was om binnen de bezwaartermijn bezwaar te maken, alleen dat het bestuursorgaan zorg moet dragen voor de aankomst van berichten. Aangezien eiser de beschikking van 28 november 2022 heeft ontvangen en niet gemotiveerd is aangevoerd dat de beschikking te laat is ontvangen, wordt het er voor gehouden dat eiser in staat was om tijdig bezwaar te maken.
Overigens heeft verweerder, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 november 2020 [1] , naar het oordeel van de rechtbank terecht aangevoerd dat sprake is van een deugdelijke verzendadministratie binnen de Raad voor de Rechtsbijstand en dat het aan eiser is om het vermoeden dat het besluit aan het juiste adres is verzonden te ontzenuwen. Hiertoe is niet vereist dat eiser aannemelijk maakt dat het besluit niet op zijn adres is ontvangen, maar voldoende is dat op grond van hetgeen hij aanvoert ontvangst redelijkerwijs kan worden betwijfeld. De verwijzing door eiser naar uitspraken van de Centrale Raad van Beroep waarin in het algemeen is overwogen dat het aan het bestuursorgaan is om zorg te dragen voor de aankomst van brieven, is daartoe niet voldoende.
8. Verweerder heeft dus terecht het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond. Dit betekent dat het beroep niet inhoudelijk wordt behandeld.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, rechter, in aanwezigheid van
F.J.M. van den Berg, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
14 augustus 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 van de Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Rechtspraak: nl ECLI:NL:RVS:2020:2624