ECLI:NL:RBDHA:2023:11417

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.13105
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag met betrekking tot Bulgarije

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Afghaanse nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit van 28 april 2023 geoordeeld dat Bulgarije verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. De rechtbank heeft het beroep op 7 juni 2023 behandeld, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, maar eiser en zijn gemachtigde zich afmeldden. De rechtbank heeft het onderzoek heropend in afwachting van een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer over het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije, gedaan op 6 juli 2023.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Eiser heeft aangevoerd dat Bulgarije zich schuldig maakt aan pushbacks en dat hij in Bulgarije mishandeld en gediscrimineerd is. Echter, de rechtbank verwijst naar de eerdere uitspraak van de meervoudige kamer, waarin is geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft kunnen verwijzen naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank concludeert dat er geen concrete aanknopingspunten zijn dat Bulgarije de internationale verplichtingen niet nakomt. Eiser heeft geen inhoudelijke reactie gegeven op de eerdere uitspraak en de rechtbank ziet geen reden om anders te oordelen.

De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris de aanvraag terecht buiten behandeling heeft gesteld en dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.13105

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Afghaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.P.E.M. Pover)
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. De staatssecretaris heeft de aanvraag in het bestreden besluit van 28 april 2023 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het verzoek om een voorlopige voorziening, op 7 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser en zijn gemachtigde hebben zich voor de zitting afgemeld.
1.2.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend in afwachting van de uitspraak van de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats over het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Bulgarije. Die uitspraak is gedaan op 6 juli 2023. [1]
1.3.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op deze uitspraak. De rechtbank heeft daarbij aangegeven dat de uitspraak wordt gedaan door een andere rechter dan de rechter die de zaak op zitting heeft behandeld. Partijen hebben aangegeven vanwege deze ontwikkelingen geen nadere zitting te wensen. De rechtbank heeft het onderzoek opnieuw gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het beroep aan de hand van de beroepsgronden die eiser naar voren heeft gebracht.
3. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
4. De staatssecretaris heeft eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen omdat Bulgarije op grond van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2] Uit Eurodac is gebleken dat eiser in Bulgarije een asielaanvraag heeft ingediend. Nederland heeft Bulgarije daarom verzocht om terugname van eiser, Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard. Volgens de staatssecretaris is niet gebleken dat ten aanzien van Bulgarije niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Ook is niet gebleken dat de Bulgaarse autoriteiten eisers asielaanvraag niet volgens de internationale verplichtingen in behandeling zullen nemen. De staatssecretaris erkent dat uit algemene bronnen blijkt dat er een toename is van pushbacks door Bulgarije, maar de bronnen schetsen een algemeen beeld en vormen geen concrete aanknopingspunten dat er pushbacks plaatsvinden bij Dublinclaimanten.
Het interstatelijke vertrouwensbeginsel
5. Eiser voert aan dat niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan omdat Bulgarije zich schuldig maakt aan pushbacks. Daarnaast heeft eiser in Bulgarije in een gesloten opvanglocatie verbleven en is hij daar mishandeld en gediscrimineerd. De opvangomstandigheden waren erbarmelijk. Eisers overdracht aan Bulgarije is daarom in strijd met artikel 3 van het EVRM [3] en artikel 4 van het Handvest [4] .
5.1.
Het betoog van eiser slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat de meervoudige kamer van deze rechtbank en zittingsplaats recent, in voornoemde uitspraak van 6 juli 2023, heeft geoordeeld dat de staatssecretaris ten aanzien van Bulgarije heeft kunnen verwijzen naar het interstatelijk vertrouwensbeginsel. In die uitspraak zijn ook de opvangomstandigheden in Bulgarije en de pushbacks beoordeeld. Eiser heeft - hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld - geen inhoudelijke reactie gegeven op deze uitspraak. De rechtbank ziet in wat door eiser in de beroepsgronden is aangevoerd ook geen reden om in deze zaak anders te oordelen. Het artikel in de Volkskrant en het artikel van Euractiv waar eiser naar verwijst gaan weliswaar over pushbacks van asielzoekers, maar daaruit volgt niet dat ook Dublinclaimanten na terugkeer in Bulgarije te maken krijgen met pushbacks. [5] De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat ervan kan worden uitgegaan dat Bulgarije ten aanzien van eiser de internationale verplichtingen nakomt. De beroepsgrond slaagt niet.
Artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening
6. Eiser beroept zich op artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening en stelt dat overdracht aan Bulgarije in zijn bijzondere, individuele geval getuigt van onevenredige hardheid.
6.1.
De rechtbank volgt eiser niet. De staatssecretaris stelt terecht dat de omstandigheden die eiser aanvoert niet individueel en bijzonder zijn, maar betrekking hebben op het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Daarover heeft de rechtbank hiervoor al geoordeeld. De staatssecretaris heeft in de door eiser aangevoerde omstandigheden daarom geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening door de asielaanvraag in behandeling te nemen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht buiten behandeling gesteld.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Lok, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
4.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie
5.de artikelen ‘Nieuw bewijs dat asielzoekers illegaal opgesloten en gedeporteerd worden aan grenzen van Europa’ in de Volkrant van 8 december 2022 en ‘Bulgaria accused of brutal border pushbacks’ van Euractiv van 8 februari 2023