ECLI:NL:RBDHA:2023:11380

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 augustus 2023
Publicatiedatum
1 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.16626
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 1 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 6 juni 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank onderzoekt of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep, vooral gezien het feit dat hij op 17 juni 2023 Nederland met onbekende bestemming heeft verlaten. De gemachtigde van eiser heeft op 14 juli 2023 aangegeven dat er nog contact is met eiser, maar heeft niet gespecificeerd wanneer dit contact heeft plaatsgevonden of waar eiser zich momenteel bevindt. De rechtbank concludeert dat de enkele mededeling van contact onvoldoende is om aan te nemen dat eiser nog prijs stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht.

Uiteindelijk oordeelt de rechtbank dat eiser kennelijk geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16626

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

V-nummer: [nummer]
hierna te noemen: eiser
(gemachtigde: mr. M.R. van der Pol),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 juni 2023 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.2.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Frankrijk een verzoek om terugname gedaan. Frankrijk heeft hierop niet tijdig gereageerd. Dat staat gelijk aan het aanvaarden van het verzoek.
5. De rechtbank ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep. Dit is ingegeven door het verweerschrift van de staatssecretaris van 20 juni 2023 aan de rechtbank, waarin hij verwijst naar een als bijlage gevoegd document met meldingen van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers. Uit dit document blijkt dat eiser op 17 juni 2023 de HTL vrijwillig heeft verlaten. Eiser is derhalve met onbekende bestemming vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft de rechtbank op 14 juli 2023 via een bericht in het digitale dossier laten weten dat er nog contact met eiser is via e-mail en telefoon en dat er geen instructies zijn ontvangen het beroep in te trekken.
6. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) blijkt dat, als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit gegaan moet worden dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is slechts anders als een vreemdeling laat weten dat hij contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus nog prijs stelt op deze bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de verdere voortgang van de procedure en de keuzes die in dit kader moeten worden gemaakt. [2]
7. De rechtbank overweegt dat de gemachtigde van eiser in het bericht van 14 juli 2023 enkel heeft laten weten dat er nog contact is, maar niet nader heeft gespecificeerd op welke data dit contact is geweest. De enkele stelling dat er contact is geweest is onvoldoende concreet. Ook heeft de gemachtigde niet gesteld dat op dit moment duidelijk is waar eiser verblijft en of hij nog in Nederland verblijft.
8. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming en dus geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep.

Conclusie

9. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van I. Wolthuis, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.zie bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2019:579