ECLI:NL:RBDHA:2023:11330
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Intrekking verzoek voorlopige voorziening en afwijzing proceskostenveroordeling
In deze zaak heeft verzoekster, een inwoner van Zoetermeer, een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend tegen een besluit van de burgemeester van Zoetermeer. Dit besluit, genomen op 1 juni 2023, hield in dat verzoekster een last onder bestuursdwang kreeg opgelegd, waarbij haar woning aan de Louis Couperushove 10 te Zoetermeer per 8 juni 2023 voor de duur van drie maanden gesloten zou worden. Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en vroeg om een voorlopige voorziening. Op 11 juli 2023 heeft verzoekster echter haar verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, omdat zij een andere woning had gevonden. Ze vroeg daarbij om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. De rechter overwoog dat op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de rechtbank een bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan tegemoetkomt aan de indiener van het beroepschrift. In dit geval was er echter geen sprake van een tegemoetkoming, omdat verweerder had ingestemd met een procesvoorstel van de voorzieningenrechter en niet met het verzoek van verzoekster. De voorzieningenrechter merkte op dat de intrekking van het verzoek om voorlopige voorziening betekent dat er geen aanhangig verzoek meer is, waardoor een inhoudelijke behandeling niet meer aan de orde kan zijn.
De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, en is openbaar uitgesproken op 28 juli 2023. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.