ECLI:NL:RBDHA:2023:11268
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had de asielaanvraag van eiser, ingediend op 6 december 2022, niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft besloten om geen zitting te houden, aangezien dit in deze zaak niet nodig werd geacht.
De rechtbank stelt vast dat Nederland op 22 februari 2023 een verzoek om terugname van eiser aan Duitsland heeft gedaan, dat door Duitsland is aanvaard. Op 9 mei 2023 meldt de staatssecretaris dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank vraagt de staatssecretaris om nadere toelichting, waarop de staatssecretaris informatie overlegt waaruit blijkt dat eiser op 2 mei 2023 zelfstandig zijn woonruimte heeft verlaten en dat zijn huidige verblijfplaats onbekend is.
De rechtbank overweegt of eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Volgens vaste rechtspraak moet worden aangenomen dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De gemachtigde van eiser bevestigt dat zij geen contact meer heeft gehad met eiser en niet weet waar hij verblijft. Gezien deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. G.T.J. Kouwenberg, griffier, en is openbaar gemaakt.