ECLI:NL:RBDHA:2023:11268

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 juli 2023
Publicatiedatum
31 juli 2023
Zaaknummer
NL23.9837
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijkheid van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 14 juli 2023, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. De staatssecretaris had de asielaanvraag van eiser, ingediend op 6 december 2022, niet in behandeling genomen omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft besloten om geen zitting te houden, aangezien dit in deze zaak niet nodig werd geacht.

De rechtbank stelt vast dat Nederland op 22 februari 2023 een verzoek om terugname van eiser aan Duitsland heeft gedaan, dat door Duitsland is aanvaard. Op 9 mei 2023 meldt de staatssecretaris dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De rechtbank vraagt de staatssecretaris om nadere toelichting, waarop de staatssecretaris informatie overlegt waaruit blijkt dat eiser op 2 mei 2023 zelfstandig zijn woonruimte heeft verlaten en dat zijn huidige verblijfplaats onbekend is.

De rechtbank overweegt of eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Volgens vaste rechtspraak moet worden aangenomen dat een vreemdeling die met onbekende bestemming vertrekt, geen prijs meer stelt op de bescherming die hij aanvankelijk zocht. De gemachtigde van eiser bevestigt dat zij geen contact meer heeft gehad met eiser en niet weet waar hij verblijft. Gezien deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser geen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk en oordeelt dat de staatssecretaris geen proceskosten hoeft te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van mr. G.T.J. Kouwenberg, griffier, en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9837

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het bestreden
besluit van 30 maart 2023, waarin de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser van
6 december 2022 niet in behandeling heeft genomen omdat Duitsland verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet
in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. [2] In dit geval heeft Nederland bij Duitsland een verzoek om de terugname van eiser gedaan. Duitsland heeft dit verzoek op 22 februari 2023 aanvaard. De staatssecretaris heeft geen aanleiding gezien om van de overdracht van eiser aan Duitsland af te zien.
3. Op 9 mei 2023 heeft de staatssecretaris de rechtbank laten weten dat is gebleken dat
eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Dit zou volgen uit een bij dat bericht gevoegde bijlage. Gelet daarop heeft de staatssecretaris de rechtbank verzocht te beoordelen of eiser nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Op 23 mei 2023 heeft de rechtbank de staatsecretaris verzocht nader toe te lichten waar uit de bijgevoegde bijlage zou moeten worden afgeleid dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Daarop heeft de staatssecretaris bij bericht van 26 mei 2023 een uitdraai uit zijn systeem overgelegd waaruit volgt dat eiser op 2 mei 2023 zelfstandig de woonruimte heeft verlaten en een bericht overgelegd van 26 mei 2023 waarin het Centraal Orgaan opvang asielzoekers schrijft dat eiser per 7 februari 2023 met onbekende bestemming is vertrokken en zijn huidige verblijfsadres onbekend is. Daarom is het voor de staatssecretaris onduidelijk waar eiser nu verblijft.
4. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of eiser belang heeft bij een
beoordeling van zijn beroep. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt immers dat, als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel van uitgegaan moet worden dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij nog contact heeft met zijn gemachtigde en dus nog prijs stelt op de door hem verzochte bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat de vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en met de vreemdeling contact heeft over de voortgang van de procedure en de keuzes die daarin moeten worden gemaakt. [3]
4.1.
Desgevraagd heeft de gemachtigde van eiser bij bericht van 8 juni 2023 laten weten dat zij eiser in februari van dit jaar heeft aangeschreven en er daarna telefonisch contact is geweest, maar dat zij niet precies kan aangeven wanneer dit is geweest, en zij inmiddels niet meer van eiser heeft vernomen. Daarom kan zij ook niet aangeven waar eiser nu verblijft.
4.2.
Uit de omstandigheden dat eiser volgens (onweersproken) informatie in het systeem van de staatssecretaris met onbekende bestemming is vertrokken, zonder aan de staatssecretaris te laten weten waar hij verblijft, en de gemachtigde van eiser niet heeft aangegeven op dit moment contact te hebben met eiser, niet weet waar hij verblijft en daarom ook niet kan bevestigen dat hij nog in Nederland verblijft, leidt de rechtbank af dat eiser niet langer bescherming zoekt in Nederland. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten van eiser te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.H.W. Bodt, rechter, in aanwezigheid van
mr. G.T.J. Kouwenberg, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht maakt dit mogelijk.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:579.