ECLI:NL:RBDHA:2023:11259
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding in asielzaak na intrekking beroep
In deze zaak heeft verzoeker, geboren op [geboortedatum] en van Syrische nationaliteit, op 3 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 13 juli 2022. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, heeft op 11 april 2023 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Verzoeker heeft op 16 juni 2023 het beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft op 3 juli 2023 gereageerd op dit verzoek.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval is de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor verzoeker verlengd met negen maanden, waardoor de ingebrekestelling prematuur was.
De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een ontvankelijk beroep en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het verzoek om vergoeding van de proceskosten wordt afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot, rechter, in aanwezigheid van N.G. Fuller, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is aan partijen verzonden.