In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 28 juli 2023, wordt het beroep van eisers, allen van Syrische nationaliteit, behandeld. Zij hebben beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid omdat deze niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag van 16 augustus 2022 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij een referent. Op 17 februari 2023 hebben eisers de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing. Vervolgens hebben zij op 9 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, zoals bepaald in artikel 6:2 van de Awb. De staatssecretaris had uiterlijk binnen 90 dagen na ontvangst van de mvv-aanvraag moeten beslissen, maar heeft deze termijn met drie maanden verlengd. De rechtbank constateert dat de termijn is verstreken en dat eisers rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond.
De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de meervoudige kamer van dezelfde rechtbank, waarin is geoordeeld dat bij overschrijding van de beslistermijn bij aanvragen om gezinshereniging sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank sluit zich aan bij dit oordeel en bepaalt dat de staatssecretaris binnen acht weken na verzending van deze uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 100,00 per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,00. De rechtbank stelt de verbeurde dwangsom vast op € 1.442,00 en kent eisers een proceskostenvergoeding toe van € 418,50.