ECLI:NL:RBDHA:2023:11200
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag wordt het beroep van eiser, een Nigeriaanse asielzoeker, niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid volgens hem niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag, ingediend op 6 november 2021. De rechtbank oordeelt dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden, die op 21 december 2022 eindigde, rechtsgeldig is verlengd met negen maanden op basis van artikel 42, vierde lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Dit gebeurde omdat er een groot aantal aanvragen tegelijk was ingediend, waardoor het moeilijk was om binnen de termijn te beslissen.
De rechtbank verwijst naar eerdere rechtspraak waarin is geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn in deze situatie gerechtvaardigd was. Eiser had op 12 februari 2023 een ingebrekestelling ingediend, maar de rechtbank concludeert dat deze prematuur was, aangezien de verlenging van de beslistermijn nog van kracht was. Hierdoor voldoet het beroep niet aan de vereisten voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen, zoals vastgelegd in artikel 6:12, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank besluit dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en dat eiser geen recht heeft op vergoeding van proceskosten. De uitspraak is gedaan door rechter M. Munsterman, in aanwezigheid van griffier M. Lok, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.