ECLI:NL:RBDHA:2023:11189

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
SGR 21/3926
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en deskundigenrapport in WIA-uitkering geschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 27 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de hoogte van de WIA-uitkering van eiser, die sinds 2014 ziek is en zich in 2020 opnieuw ziekmeldde. De rechtbank heeft een deskundige benoemd om de medische situatie van eiser te beoordelen, omdat er twijfels waren over de eerdere beoordelingen door verzekeringsartsen. De deskundige, psychiater J.K. van der Veer, concludeerde dat eiser leed aan een complex psychiatrisch beeld, met ernstige beperkingen in zijn dagelijks functioneren. De rechtbank oordeelde dat de medische onderbouwing van de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid niet juist was en verklaarde het beroep gegrond. Het bestreden besluit werd vernietigd en verweerder werd opgedragen een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de bevindingen van de deskundige. Eiser kreeg het betaalde griffierecht vergoed, maar er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken, omdat er geen kosten waren gesteld of gebleken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 21/3926

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juli 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: T. Eversteijn).

Procesverloop

In het besluit van 24 december 2020 (primair besluit) heeft verweerder de hoogte van de uitkering die eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) ontvangt, met ingang van 1 maart 2021 verlaagd.
In het besluit van 18 mei 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser gewijzigd. Verweerder heeft de verlaging van de hoogte van eisers WIA-uitkering niet gewijzigd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn ambulant begeleider J. Schoneveld. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na de zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend en een psychiater als deskundige benoemd.
Op 19 december 2022 heeft de deskundige een rapport uitgebracht.
Op 6 februari 2023 heeft verweerder een reactie ingebracht.
Desverzocht heeft de deskundige in de brief van 31 maart 2023 op de reactie van verweerder gereageerd.
Partijen zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om kenbaar te maken of zij op een nadere zitting willen worden gehoord. Nadat geen van partijen had aangegeven van de geboden mogelijkheid gebruik te willen maken, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser werkte voorheen als productiemedewerker voor 42,62 uur per week. Eiser heeft zich op 11 februari 2014 ziekgemeld. Met ingang van 9 februari 2016 ontvangt eiser een WIA-uitkering, op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 55-65%. Eiser werkte sinds 1 april 2018 als begeleider voor 15 uur per week. Eiser heeft zich op 26 mei 2020 opnieuw ziekgemeld. Naar aanleiding van een verzoek om herbeoordeling van eisers ex-werkgever heeft verweerder een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek verricht. Verweerder heeft vervolgens het primaire besluit genomen en de hoogte van eisers WIA-uitkering met ingang van 1 maart 2021 verlaagd, omdat eisers arbeidsongeschiktheidspercentage is gewijzigd van 56,14% naar 37,16%.
2. Naar aanleiding van het bezwaar van eiser heeft verweerder een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek in bezwaar verricht. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser gewijzigd naar 38,29%. Verweerder heeft de gewijzigde hoogte van eisers WIA-uitkering gehandhaafd.
Wat zijn de standpunten van partijen?
3. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat hij zorgvuldig onderzoek heeft gedaan en de beperkingen van eiser correct heeft vastgesteld. In beroep heeft verweerder een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 1 juli 2021 ingebracht. Hierin is opgenomen dat geen sprake is van een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Er is tevens geen sprake van een ernstige psychische stoornis. Eiser is daarom niet volledig arbeidsongeschikt.
4. Eiser is het niet eens met verweerder en heeft in beroep - samengevat weergegeven - het volgende aangevoerd. Eiser is lichamelijk niet in staat om enige vorm van arbeid te verrichten, nu eiser geen kleine dagelijkse huishoudelijke taken kan verrichten. De in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgenomen beperkingen komen niet overeen met hoe eiser zich dagelijks voelt gelet op zijn lichamelijke beperkingen. Eiser voelt zich niet serieus genomen door verweerder, waardoor hij zich niet volledig kan richten op zijn geestelijke gezondheid en verslaving. Eiser heeft jarenlang gewerkt en hierbij geen gehoor gegeven aan zijn lichamelijke signalen. Hij heeft zich hierbij beter voorgedaan. Na aandringen van zijn zus heeft eiser hulp gezocht voor zijn psychische klachten. De oorzaak van eisers lichamelijke klachten is niet duidelijk, wat tot veel spanning bij eiser leidt. Eiser heeft in beroep informatie van Stichting De Brug van 24 februari 2021, 17 mei 2021 en 6 augustus 2021 ingebracht.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank stelt voorop dat verweerder zijn besluiten omtrent arbeids(on)geschiktheid van een betrokkene mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dit betekent niet dat deze rapporten en het daarop gebaseerde besluit in beroep niet kunnen worden aangevochten. Het is echter aan de betrokkene om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordeling onjuist is.
5.1.
De primaire verzekeringsarts heeft op 9 december 2020 een rapport opgesteld. Daaruit blijkt dat eiser op het spreekuur is gezien op 9 december 2020. Tijdens dit spreekuur is eiser psychisch en lichamelijk onderzocht. Ook heeft de primaire verzekeringsarts dossierstudie verricht. De conclusie uit dit rapport luidt dat eiser bekend is met chronische rugklachten, schouderklachten en psychische klachten, met name alcoholisme. Eiser heeft nog restklachten aan zijn linkerbeen na een operatie aan een hernia op 10 augustus 2020. De lichamelijke klachten van eiser zijn verslechterd ten opzichte van de vorige beoordeling. De beperkingen van eiser zijn opgenomen in de FML van 9 december 2020.
5.2.
Naar aanleiding van het bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b op 20 april 2021 een rapport opgesteld. De verzekeringsarts b&b heeft hiervoor dossierstudie verricht en de ingebrachte medische informatie bij zijn beoordeling betrokken. Het gaat om het volledige ziekenhuisdossier over de periode van 1 januari 2011 tot 16 februari 2021 en een deel van het huisartsendossier. De verzekeringsarts b&b komt in zijn rapport tot de conclusie dat er geen reden is om af te wijken van het oordeel van de primaire verzekeringsarts. Eiser is nu sterker beperkt geacht ten opzichte van de eerdere beoordeling in 2018, maar toch minder arbeidsongeschikt. Dit is echter het resultaat van de functieduiding. De in bezwaar ingebrachte medische informatie gaat over klachten die reeds bekend waren en zijn meegewogen door de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts b&b ziet dan ook geen aanleiding voor een ander standpunt.
5.3.
In beroep heeft de verzekeringsarts b&b op 1 juli 2021 een aanvullend rapport opgesteld. De verzekeringsarts b&b stelt in dit rapport dat uit de in beroep ingebrachte medische informatie niet blijkt dat sprake is van een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Eiser is volgens deze informatie namelijk zeer zelfredzaam in de zelfverzorging, voldoende zelfredzaam in de relaties thuis en beperkt zelfredzaam voor wat betreft het sociale netwerk. Er is geen sprake van een ernstige psychische stoornis. De in beroep ingebrachte informatie geeft dan ook geen aanleiding voor een ander standpunt, aldus de verzekeringsarts b&b.
5.4.
Naar aanleiding van de door eiser ingebrachte informatie van Stichting De Brug heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts b&b van 7 juli 2022 ingebracht. Hierin is opgenomen dat wordt onderkend dat eiser beperkingen heeft in het persoonlijk en sociaal functioneren en dat hij daarnaast ook nog lichamelijke beperkingen heeft. De medische informatie geeft geen aanleiding voor een ander standpunt.
5.5.
In de toelichting van de ambulant begeleider van eiser ter zitting heeft de rechtbank aanleiding gezien tot twijfel omtrent de juistheid van de medische beoordeling. De rechtbank heeft het onderzoek na de zitting heropend en een psychiater als deskundige benoemd.
5.6.
Op 19 december 2022 heeft de deskundige, niet-praktiserend psychiater J.K. van der Veer, een rapport uitgebracht. Hierin stelt de deskundige vast dat bij eiser sprake is van beperkte neurocognitieve stoornissen door middel van een middel (alcohol), een recidiverende matige depressieve stoornis met angstige spanning, een ernstige stoornis in alcoholgebruik en een ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. Het is aannemelijk dat dit complexe psychiatrische beeld en de daarmee samenhangende beperkingen rond de datum in geding al aanwezig waren. Het complexe psychiatrische beeld is aan te merken als ernstig, met gevolg ernstige beperkingen in het dagelijks (persoonlijk en sociaal) functioneren, zowel op micro, macro en meso niveau. Vanuit psychiatrisch gezichtspunt en vanuit de geschetste beperkingen in het persoonlijk en sociaal functioneren is het moeilijk voorstelbaar dat eiser in staat is om te werken en zelfstandig te functioneren. Eiser is voor het uitvoeren van activiteiten afhankelijk van extern aangeboden structuur en aansturing van door hem vertrouwde mensen en functioneert minimaal met kans op zelfverwaarlozing. De kans is groot dat eiser zonder die geboden structuur en stimulering afstevent op een sociale teloorgang met toename van lichamelijke klachten. Deze kans was volgens de deskundige al aanwezig op de datum in geding. Er is sprake van een ernstig complex psychiatrisch beeld met een slechte prognose op herstel. Vanuit psychiatrisch perspectief is sprake van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. Vanuit psychiatrisch oogpunt worden ook beperkingen of sterkere beperkingen gezien voor wat betreft het persoonlijk en sociaal functioneren.
5.7.
In de brief van 1 februari 2023 heeft verweerder een rapport van de verzekeringsarts b&b van 1 februari 2023 ingebracht. In dit rapport stelt de verzekeringsarts b&b dat de deskundige de huidige gezondheidssituatie van eiser heeft beschreven en aannemelijk heeft geacht dat deze situatie rond de datum in geding al aanwezig was. Als dat klopt, zou er sprake zijn van een stabiel ziektebeeld. Dat is volgens de verzekeringsarts b&b niet het geval voor wat betreft het alcoholgebruik, het functioneren in het dagelijks leven en de cognitieve functies. Eiser lijkt langzamerhand steeds meer te zijn gaan drinken en daar vroeger op de dag mee te starten. Hij functioneert nog wel op persoonlijk vlak, maar krijgt steeds meer moeite met het aanbrengen van structuur in de dag. Werk zou dat juist kunnen bieden. De verzekeringsarts b&b verwijst naar wat de twee verzekeringsartsen in augustus 2018 en december 2020 hebben genoteerd en waargenomen. De verzekeringsarts b&b komt tot de conclusie dat het onderzoek van de deskundige geen aanleiding geeft voor een andere belastbaarheid op de datum in geding.
5.8.
Desverzocht heeft de deskundige in de brief van 31 maart 2023 op de reactie van de verzekeringsarts b&b gereageerd. De deskundige volgt niet de stelling van de verzekeringsarts b&b dat als de beperkingen van eiser rond de datum in geding al aanwezig waren, er dan sprake zou zijn van een stabiel ziektebeeld. Een belangrijk kenmerk van een complex psychiatrisch beeld is juist dat het psychiatrisch toestandsbeeld in de loop der tijd sterk kan wisselen. Dit is sterk afhankelijk van de situatie waarin de betrokkene verkeert. Dit wisselende beeld blijkt ook diverse dossierstukken. Een complex psychiatrisch beeld is per definitie in zijn uitingsvorm niet stabiel. De rapporten van de verzekeringsartsen waarnaar de verzekeringsarts b&b verwijst, zijn van ruim voor de datum in geding. De deskundige volgt de stelling van de verzekeringsarts b&b dat deze onderzoeken rond de datum in geding hebben plaatsgevonden dan ook niet. De deskundige noemt vervolgens een aantal gebeurtenissen die zich op lichamelijk en psychiatrisch gebied rond de datum in geding hebben afgespeeld. Eiser is na de herniaoperatie in augustus 2020 in een verslechterde situatie terechtgekomen met forse spanning en een persisterende rugpijn, met als gevolg sterke belemmeringen in zijn mobiliteit en functioneren, meer drankgebruik en de neiging tot verwaarlozing. Dit complexe beeld komt grotendeels overeen met de bevindingen van de deskundige. Het aandeel van de persoonlijkheidsstoornis in het onderhouden van de klachten was toen ook al aanwezig. De deskundige plaatst tot slot enkele kanttekeningen bij de rapporten van de verzekeringsartsen van augustus 2018 en december 2020. In 2018 is de anamnese en het psychisch onderzoek ontoereikend geweest om tot een goed onderbouwde diagnose te komen. In 2020 is niet voldoende doorgevraagd naar het alcoholgebruik, aldus de deskundige.
5.9.
De rechtbank overweegt allereerst dat het oordeel van de door de rechter ingeschakelde onafhankelijke deskundige volgens vaste rechtspraak dient te worden gevolgd, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven van dat oordeel af te wijken. [1] Het is namelijk bij uitstek de taak van de deskundige om bij verschil van inzicht tussen partijen over de medische beperkingen een beslissend advies te geven. De rechtbank is van oordeel dat het deskundigenrapport blijk geeft van een zorgvuldig onderzoek. De deskundige heeft eiser psychiatrisch onderzocht, dossierstudie verricht en de informatie uit de behandelend sector bestudeerd. Ook heeft de deskundige zijn conclusies inzichtelijk en consistent gemotiveerd. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding de conclusie van de door haar geraadpleegde deskundige niet te volgen. Daarbij is van belang dat, anders dan de verzekeringsartsen, de deskundige de expertise heeft op het gebied van de psychiatrie en dat in zijn rapport voldoende is gemotiveerd dat aannemelijk is dat het complexe psychiatrische beeld en de daarmee samenhangende beperkingen rond de datum in geding aanwezig waren.
Wat is de conclusie van de rechtbank?
6. Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat de medische onderbouwing van de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid niet voor juist kan worden gehouden. De rechtbank zal het beroep dan ook gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder zal worden opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt zij dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
8. Voor een veroordeling in de proceskosten ziet de rechtbank geen aanleiding, omdat geen voor vergoeding in aanmerking komende kosten zijn gesteld of gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop, rechter, in aanwezigheid van mr. M. Klaus, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 november 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3822.