Overwegingen
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij wat zij al in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. In dat kader overweegt de rechtbank dat het haar niet vrij staat om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen.
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank – kort samengevat – geoordeeld dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de FML, met name de urenbeperking, is gewijzigd ten opzichte van de beoordeling in 2018, terwijl in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 8 april 2021 is opgenomen dat de medische informatie geen aanwijzing geeft voor meer of minder belastbaarheid. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om het gebrek in het besluit te herstellen.
3. Verweerder heeft na de tussenuitspraak een nader rapport van de verzekeringsarts b&b van 7 november 2022 overgelegd. In dit rapport stelt de verzekeringsarts b&b dat de wisselende belastbaarheid vanuit de ziekteactiviteit bij eiseres niet kan worden verklaard. De sarcoïdose gaat bij haar niet gepaard met sterke wisselingen. Het ziektebeeld is stabiel en eiseres heeft in 2014 de laatste actieve fase doorgemaakt. Verder is het de vraag of het op peil houden van de conditie door twee maal per week te sporten kan worden gezien als een noodzakelijke behandeling. Als een sportsessie ertoe leidt dat verder op de dag niets meer gedaan kan worden, schiet dat zijn doel voorbij. Bovendien zijn het juist de fysiek inspannende statische houdingen en dynamische handelingen waarop eiseres beperkt is. Als zij op sportdagen verder niets kan en dus maar 1 uur in plaats van 4 uur belastbaar is, is het de vraag of eiseres zich op die dagen niet overbelast. Er is geen noodzaak voor extra recuperatie dan de reeds aangenomen 4 uur per dag en er is geen sterke preventieve noodzaak voor een verdergaande urenbeperking. Het huidige weekschema is vooral een praktische en ingegeven door de sporttijden en de mogelijkheid tot flexibele werktijden bij de huidige werkgever, aldus de verzekeringsarts b&b. Verweerder merkt in zijn brief van 8 november 2022 aanvullend op dat een verzekeringsarts op de eigen bevindingen mag varen en niet gehouden is eerdere beoordelingen te volgen. De urenbeperking lijkt in 2018 te zijn gebaseerd op het aantal uur dat eiseres destijds werkte. In de Standaard “Duurbelastbaarheid in Arbeid” (de Standaard) is echter bepaald dat de urenbeperking niet louter mag worden bepaald aan de hand van het gerealiseerde werk. De beoordeling in 2018 is volgens verweerder dan ook terecht losgelaten.
4. Eiseres stelt in haar reactie van 28 november 2022 dat verweerder het gebrek in het bestreden besluit niet heeft hersteld. De motivering waarom de FML, met name de urenbeperking, is gewijzigd ten opzichte van die uit 2018 is opnieuw uitgebleven. De verzekeringsarts b&b heeft niet gemotiveerd om welke reden de urenbeperking is gewijzigd. Aan de motivering van verweerder in de begeleidende brief van 8 november 2022 kan op basis van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 2 december 2021geen betekenis toekomen, omdat een dergelijke motivering van de verzekeringsarts b&b afkomstig moet zijn. Los daarvan is de aanname van verweerder dat de verzekeringsarts zich in 2018 heeft gebaseerd op het aantal uur dat eiseres destijds werkte onjuist. In het rapport van de verzekeringsarts van 15 februari 2018 is vermeld dat een urenbeperking om energetische en preventieve redenen aan de orde is en dat eiseres voor maximaal 12 uur per week belastbaar is te achten. Verder gaat de verzekeringsarts b&b eraan voorbij dat het energieniveau van eiseres wel sterke wisselingen kent, ook als het ziektebeeld stabiel is. De opmerking van de verzekeringsarts b&b over het sporten staat haaks op de informatie van de begeleidend fysiotherapeut van 15 januari 2021. Overigens benoemt de Standaard ook dat het effect van de behandeling op het totale functioneren invloed heeft op de beschikbaarheid.
5. Verweerder heeft op 30 januari 2023 een nader rapport van de verzekeringsarts b&b van 26 januari 2023 ingediend. De verzekeringsarts b&b vindt dat de laatste beoordeling van de duurbelastbaarheid van 4 uur per dag en 20 uur per week het meest recht doet aan de belastbaarheid van eiseres. De geclaimde urenbeperking van 12 uur per week is gebaseerd op wat eiseres vertelt en haar deelname aan een longfysiotherapiegroep. Sportieve activiteiten tot behoud van een goede conditie zijn geen reden voor aanname van een beperking in de duurbelastbaarheid. Verder is de aandoening van eiseres niet actief en ernstig, zoals blijkt uit het ontbreken van medicatiegebruik en uit het inspannings- en functieonderzoek. Dat rechtvaardigt hooguit een lichte urenbeperking. De sarcoïdose is al vijf jaar in remissie. Er is geen actieve ontsteking en er is geen afname van de longfunctie opgetreden. Het is dan niet vreemd dat maatregelen als een urenbeperking, die ook preventief werkt, met de tijd minder noodzakelijk zijn. In 2018 werd namelijk ook uit preventieve redenen een sterkere urenbeperking aangenomen. Dat eiseres soms na twee uur haar werk onderbreekt en dit op een ander moment inhaalt, is niet medisch te verklaren. De ingebrachte medische informatie van de fysiotherapeut geeft geen aanleiding voor een ander standpunt, aldus de verzekeringsarts b&b.
6. Eiseres heeft op 17 maart 2023 een reactie ingebracht. De verzekeringsarts b&b gaat er volgens eiseres opnieuw aan voorbij dat vermoeidheid bij sarcoïdose losstaat van de vraag of er actieve ontstekingen of longafwijkingen zijn. Dat de aandoening niet actief is, zegt niets over de aard en ernst. Zoals blijkt uit de informatie van de longarts van 12 oktober 2020 is er geen relatie tussen het radiologische stadium van de ziekte en de ernst van de vermoeidheidsklachten. Ter verduidelijking verwijst eiseres naar een uitleg op de website van Sarcoïdose Belangenvereniging Nederland. De stelling van de verzekeringsarts b&b dat de aandoening bij eiseres niet ernstig is, zoals zou blijken uit het ontbreken van medicatiegebruik en uit het inspannings- en functieonderzoek, is onjuist. Medicatiegebruik zegt niets over de ernst van de vermoeidheidsklachten. De longarts heeft aangegeven dat er geen medicamenteuze opties zijn om de vermoeidheid te verbeteren. Ook is er volgens de longarts geen relatie tussen de longfunctionele beperkingen en de ernst van de vermoeidheidsklachten. De conclusie van de verzekeringsarts b&b dat de sarcoïdose dus in remissie is, is dan ook onjuist. Uit de informatie van de fysiotherapeut en uit het verzekeringsgeneeskundig rapport uit 2018 volgt ook dat geen verbetering van de belastbaarheid/vermoeidheidsklachten was te verwachten. Hoewel een representatief en nauwkeurig dagverhaal volgens de Standaard een wezenlijk onderdeel moet zijn van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek, gaat de verzekeringsarts b&b hier ten onrechte aan voorbij met de stelling dat het dagverhaal niet medisch te verklaren is. De vermoeidheidsklachten zijn dus wel medisch objectiveerbaar, aldus eiseres.
7. Verweerder heeft op 21 april 2023 een nadere reactie ingediend. Verweerder stelt zich hierin op het standpunt dat de urenbeperking in de rapporten van de verzekeringsarts b&b van 8 november 2022 en 27 januari 2023 voldoende is gemotiveerd.
8. De rechtbank overweegt dat uit de jurisprudentie van de CRvB volgt dat het laten vervallen van een eerder aangenomen urenbeperking overtuigend dient te worden gemotiveerd.Naar het oordeel van de rechtbank ontbreekt in de rapporten van de verzekeringsarts b&b een voldoende overtuigende motivering voor het aanscherpen van de eerder in 2018 aangenomen urenbeperking. Verweerder heeft onvoldoende meegewogen dat de vermoeidheid bij sarcoïdose los kan staan van actieve ontstekingen of longafwijkingen, zoals ook volgt uit de informatie van de longarts. Uit de medische informatie volgt dat de vermoeidheidsklachten van eiseres medisch geobjectiveerd zijn. De rechtbank volgt de stelling van de verzekeringsarts b&b dat de aandoening niet actief en ernstig is mede gelet op het ontbreken van medicatiegebruik niet. De longarts heeft immers aangegeven dat er geen medicamenteuze opties bestaan om de vermoeidheid van eiseres te verbeteren. Uit de na de tussenuitspraak ingediende informatie van de fysiotherapeut en uit het verzekeringsgeneeskundig rapport uit 2018 volgt ook dat geen verbetering van de belastbaarheid/vermoeidheidsklachten was te verwachten. Dit strookt naar het oordeel van de rechtbank niet met het aanscherpen van de urenbeperking.
9. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het gebrek in het bestreden besluit niet heeft hersteld.
10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder nader onderzoek moet verrichten. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om nogmaals een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat naar het zich laat aanzien geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van de tussenuitspraak en deze uitspraak.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.511,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 1 punt voor het indienen van schriftelijke zienswijzen na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).